Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
We hadden het over de (juridische) invloed van privé-omstandigheden op de werkrelatie. Ik zou nog terugkomen op loondoorbetaling bij ziekte.
Werkgevers hebben er vaak moeite mee te moeten betalen voor zieke werknemers als die ziekte min of meer is veroorzaakt (of in de hand is gewerkt) door de medewerker zelf. Ook daar zijn de nodige uitspraken over, en die hebben we hier ook wel besproken. Zo was er de zaak van iemand die een make-over had laten doen en daar slecht uit kwam. De vraag speelt verder wel eens bij ski-ongelukken, sportblessures en zelfs een keer bij een sterilisatie (JAR 1999, 199). In die rechtspraak zit wel een duidelijke lijn: een werkgever hoeft alleen dan niet door te betalen als de handelingen van de werknemer gericht zijn op het veroorzaken van ziekte. Is dat niet het geval (en dat was in geen van die uitspraken het geval), dan moet de werkgever gewoon doorbetalen.
In één zaak was dat anders, en dat een kwestie rond een chauffeur die voortdurend ziek werd door blessures opgelopen bij het zaalvoetballen. Die had (net als elke werknemer) recht op doorbetaling van tenminste 70% van zijn salaris; de betreffende CAO gaf aanspraak op 100% voor zover de ziekte niet door “schuld of toedoen” van de werknemer was veroorzaakt. Dat is een ruimer begrip dan “opzet” dat in de wet staat, en in dat geval had de werknemer geen recht op de aanvulling. Wél, ook weer, op de doorbetaling zelf, maar dus maar voor 70%. We hebben daar al eerder over geschreven.
Kortom: privé-omstandigheden spelen alleen mee als (toch) een verband is met het werk (en dan zijn het eigenlijk geen privé-omstandigheden meer), tenzij vóóraf is overeengekomen dat dat anders is. Die mogelijkheden zijn er voor ontslag wel (maar dan moet er vast en consistent beleid zijn), voor doorbetaling bij ziekte nauwelijks.
Is er dus een trend, zoals in de pers werd geschreven naar aanleiding van de onfortuinlijke Arubaanse, dat privé-omstandigheden zwaarder gaan wegen? Het is natuurlijk wat raar om nu al te roepen dat dat niet zo is, zoals ik eigenlijk heb gedaan (en nog steeds doe). Maar wel kan ik zeggen dat die uitspraak past in jurisprudentie die er al veel langer is, en ik in die laatste uitspraak dus op zich niet echt iets nieuws zie.
Wel is goed zich te realiseren dat je als werkgever dus wel iets kunt met zaken die meer het privé-domein van de werknemer betreffen. Daar zul je dan echter beleid op moeten loslaten – alleen maar reageren is te weinig. Maar als u over zulk beleid denkt, denken wij graag mee.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.