Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft onlangs eindelijk duidelijkheid gegeven over de vraag of periodieke uitkeringen uit een stamrecht gekort mogen worden op een sociale uitkering zoals de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW).
Zeker wanneer met een ontslagvergoeding een wat groter bedrag is gemoeid, kiezen afgevloeide werknemers er nog wel eens voor van die vergoeding een stamrecht te kopen. Daarmee voorzien ze zich zelf dan van een (aanvulling op hun) oudedagvoorziening. Dat geeft een aantal fiscale voordelen ten aanzien van het direct ten tijde van het ontslag uit laten betalen – na de gebruikelijke inhoudingen – van de vergoeding. Het stamrecht komt dan later, meestal rond de pensioengerechtigde leeftijd, tot periodieke uitkeringen.
Bij tijd en wijle kwam de vraag aan de orde welke betekenis aan deze uitkeringen moesten worden togekend wanneer de betrokken (inmiddels wat oudere) ex werknemer een beroep deed op bepaalde sociale uitkering. Wanneer de stamrechtuitkeringen als “inkomen in verband met arbeid” worden aangemerkt (wat ze in principe natuurlijk wel zijn) moeten ze in feite op de sociale uitkering worden gekort, maar dat werd vaak als onrechtvaardig gezien omdat de betrokkene voor het zelfde geld – nou ja – de vergoeding had uitgegeven aan eten drinken en vrolijk zijn…en de strekking van een dergelijke vergoeding destijds uitdrukkelijk was geweest het geven van een “aanvulling op elders te verdienen lager loon danwel op eventuele sociale verzekerings uitkeringen”(zo luidde de standaard-riedel in ontbindingsbeschikkingen).
In de praktijk was dan ook een wisselend beeld te zien: de meeste bestuursorganen kortten de stamrechtuitkeringen niet op de sociale uitkering, zolang de werknemer toen hij ontslagen was vrijelijk had kunnen kiezen tussen een eenmalige ontslagvergoeding in de vorm van een geldbedrag of een stamrechtconstructie. In tegenstelling tot deze uitvoeringspraktijk besliste de Centrale Raad van Beroep in 2005 echter dat uitkeringen uit een stamrecht wél gekort mochten worden op sociale uitkeringen. De Centrale Raad van Beroep overwoog op grond van de wetsgeschiedenis dat uitkeringen uit een stamrecht zijn aan te merken als inkomen in verband met arbeid. De Centrale Raad merkte daarbij op dat wanneer een ruimere uitzondering bedoeld was, het aan de wetgever was de bijbehorende regelgeving aan te passen.
De wetgever heeft daar nu dus aan gehoor gegeven. Het inkomensbesluit IOAW zal worden aangepast zodat periodieke uitkeringen, die met een eenmalige ontslagvergoeding door de werkgever zijn aangekocht, niet gekort mogen worden op de uitkering. Ook de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Toeslagenwet (TW) worden aangepast.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.