Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Op 8 november 2006 schreven wij over de islamitische docente die vanwege haar geloof voortaan weigerde mannen, ook haar collega's, de hand te schudden. Deze kwestie heeft veel stof doen opwaaien wegens een voor velen onbegrijpelijke uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling. Deze oordeelde dat de verplichting wél handen te geven een indirect onderscheid opleverde op grond van godsdienst.De schoolleiding legde dit advies van de CGB echter naast zich neer, hield de schorsing in stand en besloot uiteindelijk het dienstverband van de docente te beëindigen. Tegen dit besluit is de docente in beroep gegaan bij de rechtbank, die hier recent uitspraak over heeft gedaan.
De rechtbank komt tot een andere conclusie dan de CGB. De rechtbank overweegt dat zowel de schorsing als het ontslagbesluit van de docente terecht zijn. Waar de CGB vooral beoordeelde of het beginsel van vrijheid van godsdienst in het geding is, kijkt de rechtbank meer naar het “grotere geheel”. De specifieke omstandigheden van dit geval laat de rechtbank zwaar meewegen.
Zo overweegt de rechtbank ten aanzien van de schorsing dat gezien de ontstane emotionele discussies en commotie binnen de school, de gemoederen bedaard moesten worden en de rust in de school hersteld diende te worden, en de schorsing van de docente derhalve terecht was. Daarbij is overwogen dat de school haar, in een poging een formele schorsing te voorkomen, tijdelijk ander werk had aangeboden, welk werk zij had geweigerd te verrichten. Een dergelijk starre houding valt wel vaker verkeerd bij rechters.
De wijze waarop de docente haar besluit kenbaar maakte, weegt voor de rechtbank eveneens zwaar. Door op de ochtend van de eerste schooldag na de zomervakantie zonder enig voorafgaand overleg met de schoolleiding een (kennelijk nogal hoogdravende) email rond te sturen waarin ze haar besluit kenbaar maakt, heeft de docente op voorhand alle pogingen om tot een gezamenlijke aanpak of oplossing te komen gefrustreerd, aldus de rechtbank. Die eerste schooldag was overigens ook de eerste werkdag nadat zij een vaste aanstelling had verkregen, de docente maakt zich daarmee natuurlijk ook kwetsbaar voor de verdenking dat zij haar religieuze principes lange tijd heeft weten op te schorten tot haar vaste aanstelling daar was.
Voorts acht de rechtbank, anders dan de CGB, het feit van belang dat de docente, doordat zij al een tijd in dienst was op het moment van haar beslissing, wist dat deze -“zwarte”- school het geven van een hand als een bewust instrument hanteert ter bevestiging van onderlinge relaties en bijvoorbeeld ter beslechting van een ruzie.
De rechtbank concludeert uit dit alles dat de situatie té zeer ontspoord was om voortzetting van de samenwerking reeel te laten zijn, zodat ontslag de enige oplossing was. In de uitspraak benadrukt de rechtbank overigens dat hoewel zij de school in het gelijk stelt, haar uitspraak niet per definitie betekent dat alle scholen nu hun docenten kunnen verplichten om handen te schudden, ongeacht hun geslacht. Die klip heeft de rechtbank zorgvuldig omzeild.
De school heeft derhalve gewonnen. Wie de uitspraak leest kan niet anders dan de juistheid van de conclusies van de rechtbank erkennen. Die overwinning heeft de school overigens wel duur moeten bekopen, gezien het feit dat de docente niet alleen geruime tijd betaald thuis heeft gezeten, maar de school haar daarnaast ook nog eens een financiële compensatie heeft gegeven.
Over de mogelijkheid aan werknemers eisen te stellen ten aanzien van het geven van handen is door deze uitspraak nog geen duidelijkheid geboden; het ontslag is niet zozeer gesanctioneerd wegens het op godsdienstige gronden uit de weg gaan van aanrakingen bij begroetingen, maar wegens de van weinig goed werknemerschap getuigende opstelling van de docente. Een goed protocol terzake van omgangsvormen blijft voor organisaties, zeker organisaties waar men anderen goede manieren wil bijbrengen, eigenlijk onmisbaar.
Kissiwah Mireku is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.