Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Over de herziening van het ontslagrecht is al het nodige gezegd en geschreven. Het volgende hoofdstuk is net geopend met de presentatie, vandaag, van het advies van de Stichting van de Arbeid. Van een gezamenlijk advies is geen sprake; werkgevers en werknemers zijn verdeelder dan ooit.
Eerder berichtten we over de plannen van minster Donner, die kort gezegd neerkwamen op een fixatie van de vergoeding (niets, enkel of dubbel) en een versoepeling van de mogelijkheid te ontslaan, terwijl de flexibiliteit in het arbeidsrecht op andere punten juist weer minder werd (bijvoorbeeld: het toekennen van een ontslagvergoeding aan werknemers met een contract voor bepaalde tijd, waarmee een belangrijk voordeel van zo'n contract dus zou verdwijnen). Nu laten de werkgevers- en werknemersorganisaties hun licht daarover schijnen. En dat licht schijnt nogal in verschillende richtingen: werkgevers willen met name de vergoeding omlaag (geen heel, maar een half maandsalaris per gewerkt jaar, geen leeftijdsfactor meer, en een maximum aan de vergoedingen) en de werknemers willen – uiteraard – met name de preventieve ontslagtoets houden.
Niet alleen de sociale partners komen er niet uit, de politiek is ook nogal verdeeld, ook de regeringspartijen. PvdA en CU willen het ontslagrecht niet versoepelen, CDA wil dat wel.
Het is ook niet zo'n wonder dat men er niet uitkomt. Ik heb sterk de indruk dat men teveel tegelijk wil regelen. De discussie over de ontslagvergoedingen is een belangrijk aspect in de meer omvattende discussie over de versoepeling van het ontslagrecht, maar hoort er mijns inziens toch niet helemaal in thuis. Of het nu duurder of goedkoper wordt om een werknemer te ontslaan is eigenlijk niet zo relevant voor de vraag of het ontslagrecht nu soepeler of juist strikter moet. Anders gezegd: hoe makkelijk of moeilijk het is om een werknemer te ontslaan is een heel andere vraag dan hoe duur of goedkoop dat is. Versoepeling van het ontslagrecht gaat over de preventieve ontslagtoets – wel of geen vergunning nodig, wel of geen ontbinding door de kantonrechter. De discussie over de vergoeding past veel meer in een discussie over loonkosten en sociale zekerheid. De vergoeding is immers minder van belang als de WW een beter vangnet biedt. Ik denk dan ook (ik heb dat eerder gezegd) dat als de discussie over de vergoeding niet direct wordt gekoppeld aan die over de WW, een verhoging of uitbreiding van de vergoeding nu misschien wordt geplaatst in het licht van versoepeling van het ontslagrecht, maar uiteindelijk zal worden gebruikt als argument om de WW verder te verlagen – en dus in wezen te privatiseren.
Wat hebben werkgevers tot dan toe aan de discussie? In praktische zin: weinig. Wij krijgen van werkgevers nog wel eens de vraag of het zin heeft om met het afwikkelen van arbeidsconflicten te wachten op de nieuwe regelgeving. Dat is een van de weinige vragen waar we wel een concreet antwoord op kunnen geven: nee, dat heeft geen zin. Zolang er al ín Den Haag geen zinnig woord over de uitkomst kan worden gezegd, kan dat daarbuiten zéker niet.
En toch blijven we de discussie uiteraard kritisch volgen, en we komen er ongetwijfeld nog vaak op terug.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.