Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Afgelopen woensdag 30 mei 2007 was het zover. De Commissie Corporate Governance, onder leiding van professor Frijns, heeft advies uitgebracht aan het kabinet naar aanleiding van het opkomende aandeelhoudersactivisme sinds de inwerkingtreding van de Code Tabaksblat in januari 2005. Dit onderwerp is des te meer van belang geworden door de recente conflicten tussen vennootschap en aandeelhouder, zoals de spraakmakende gevallen van Stork en Ahold in 2006.
De algemene conclusie van het advies luidt dat een fundamentele wijziging van het Nederlandse corporate governance stelsel ongewenst is. Wel zijn nadere spelregels nodig om de processen tussen bestuur, commissarissen en aandeelhouders zorgvuldig te laten verlopen en een optimale belangenafweging mogelijk te maken. De aanbevelingen in het advies dienen dit te bewerkstelligen.
Het advies bevat onder andere nadere uitwerkingen van de Code Tabaksblat. De volgende onderwerpen komen daarbij aan bod: gesprekken met aandeelhouders, de samenstelling van de raad van commissarissen, de communicatie buiten het kader van de algemene vergadering, de responstijd, het deponeren uitkomsten stemvolmachten bij onafhankelijke derde, het beperken van de spreektijd ter vergadering, en de openbaarmaking van change of control clausules.
Opvallend is het nieuwe punt van de responstijd. Gebleken is dat het bestuur, geconfronteerd met onverwachte acties van aandeelhouders, zich gedwongen kan voelen overhaaste beslissingen te nemen. De vraag is of deze beslissingen dan in het belang van de vennootschap zullen zijn. De Commissie beveelt daarom aan dat het 'good practice' is dat een aandeelhouder het agenderingsrecht slechts uitoefent nadat hij daarover in dialoog is getreden met het bestuur van de onderneming, waaraan een bepaalde termijn is verbonden. Het bestuur krijgt vervolgens 180 dagen de tijd om intern te overleggen en zonodig met alternatieven te komen. De Commissie stelt daarbij expliciet dat het bestuur deze responstijd absoluut niet mag gebruiken om haar eigen positie veilig te stellen.
Een ander belangrijk punt is de openbaarmaking van change of control clausules. Change of control clausules zijn bepalingen in het contract tussen bestuurders en de vennootschap waarin deze bestuurders een bepaalde vergoeding ontvangen in geval van een overname of een belangrijke verandering van zeggenschap (zgn. change of control). Reden voor de openbaarmaking is het voorkomen van tegenstrijdige belangen, aangezien de bestuurder moet schipperen tussen zijn persoonlijke belang en het belang van de vennootschap.
Het advies bevat tevens concrete aanbevelingen aan de wetgever. Bijvoorbeeld het voorstel om de meldingsplicht voor aandeelhouders die meer dan 5% van de aandelen of stemrechten in een beursvennootschap houden (wet melding zeggenschap) te verlagen naar 3 %. En verder wordt voorgesteld om de drempel voor het agenderingsrecht juist te verhogen naar 3% in plaats van de nu geldende drempel van 1%. Bij beide drempels is aansluiting gezocht bij de regelgeving hieromtrent in de omringende landen.
Nieuw is de verplichting tot melding van intenties als aandeelhouders 5% van de aandelen in handen hebben. Het kan namelijk nuttig zijn voor het bestuur om te weten of zij te maken heeft met een 'passieve belegger' of een belegger die voornemens is om actief invloed uit te oefenen op de strategie van de onderneming. Ander landen, zoals de VS en Frankrijk kennen reeds regelgeving op dit gebied.
Het bovenstaande is slechts een greep uit de belangrijkste punten van het advies. Een verdergaande bespreking van de aanbevelingen valt buiten het bereik van deze weblog, maar de volledige tekst is te lezen op de website van de Commissie Frijns.
Het kabinet zal nu concreet aan de slag moeten met dit advies. In de afgelopen maanden heeft zij zich steeds buiten discussies omtrent corporate governance weten te houden door te stellen dat de conclusies van de Commissie afgewacht moesten worden. Dit was één van de redenen voor het kabinet om zich niet te mengen in discussies rond Stork, Ahold en ABN Amro. Maar dit excuus gaat nu niet meer op. Bovendien zal het kabinet op sommige punten alsnog zelf haar conclusies moeten trekken, omdat de Commissie niet overal even concreet op in is gegaan. Zo schrijft de Commissie dat de discussie omtrent 'empty voting/ securities lending' slechts op internationaal niveau kan worden opgelost, en dat de minister van Financiën dit verder moet onderzoeken. Kortom, de bal ligt weer in Den Haag.
Stephanie Mekking is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.