Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Gemeenten voeren niet alleen ruimtelijk of sociaal beleid, maar ook grondbeleid. Daarmee wordt gedoeld op alle handelingen van gemeenten op de markt voor onroerende zaken. Om dat beleid uit te voeren, hebben gemeenten verschillende instrumenten. Zo kunnen zij bouwgrond voor woningen en kantoren uitgeven. Zo’n uitgifte gaat uit van een actieve rol van de gemeente: de gemeente kan als eigenaresse van de grond in een belangrijke mate bepalen hoe de ruimtelijke ontwikkeling eruit komt te zien. Ook wanneer niet de overheid, maar particuliere partijen de eigendom over de grond hebben, beschikken gemeenten over instrumenten om bij de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied de regie te voeren. In dat verband besteedden wij in eerdere weblogs al aandacht aan de – nog in werking te treden – Grondexploitatiewet. Een ander instrument dat gemeenten kunnen toepassen om de regie in handen te houden, betreft de Wet voorkeursrecht gemeenten (WVG).
In onze praktijk komen wij voornamelijk met twee onderdelen van de Wet voorkeursrecht gemeenten in aanraking. Ten eerste kan een gemeente(raad) de WVG van toepassing verklaren op een bepaald stuk grond. Dan geldt voor de grondeigenaren dat zij die grond niet zomaar mogen verkopen. Omdat op hun grond een voorkeursrecht rust, zijn zij verplicht om de grond eerst aan te bieden aan de desbetreffende gemeente. Pas als die gemeente aangeeft niet geïnteresseerd te zijn in de grond, staat het de eigenaars vrij om hun grond aan anderen te verkopen.
Wanneer een grondeigenaar het niet eens is met de vestiging van het voorkeursrecht, kan hij tegen die vestiging bezwaar maken en nadien beroep bij de rechter instellen. De bezwaren tegen de vestiging van het voorkeursrecht kunnen bijvoorbeeld zijn gelegen in de hiervoor bedoelde verkoopbeperkingen, de begrenzing van het gebied waarvoor het voorkeursrecht geldt of het feit dat de bestemming ten behoeve waarvan het voorkeursrecht wordt gevestigd, al is gerealiseerd. Wat betreft het laatste bezwaar geldt dat wanneer het al plaatsvindende gebruik gelijk is aan het door de gemeente geplande gebruik geen voorkeursrecht kan worden gevestigd.
Ten tweede hebben wij geregeld met de WVG te maken wanneer enerzijds het voorkeursrecht geldt en anderzijds de grondeigenaar met andere partijen afspraken maakt over de ontwikkeling van de grond. Ondermeer in de gevallen dat die afspraken neerkomen op de verkoop van de grond kan de gemeente bij de rechtbank de nietigheid van die afspraken inroepen. In zo’n procedure zullen de partijen die de afspraken hebben gemaakt, verweer voeren. Een steeds vaker voorkomend verweer van de partijen die afspraken hebben gemaakt is dat zij de bestemming zelf kunnen realiseren. Wanneer aan bepaalde door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarden wordt voldaan en op grond daarvan de partijen zelf de beoogde bestemming kunnen realiseren, zal de rechter oordelen dat de gemeente geen belang heeft bij het afdwingen van haar voorkeurspositie. De afspraken tussen de partijen/ontwikkelaars blijven dan in stand; zij kunnen de geplande ontwikkeling zelf tot stand brengen.
Marjolein Dieperink is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.