Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Hoofddoekjes en onderwijs – het blijft een netelige combinatie. De Commissie Gelijke Behandeling heeft onlangs uitspraak gedaan in een zaak van een basisschool in Epe, die voor haar leerlingen een kledingvoorschrift wilde vaststellen dat elke religieuze verwijzing naar een andere godsdienst dan de protestants-christelijke verbiedt. De school wilde weten of dat door de beugel zou kunnen, en vroeg de CGB om een oordeel.
De CGB oordeelde dat dit geen verboden onderscheid naar godsdienst was. Van een onderscheid was (uiteraard) wel sprake, maar het onderscheid was niet verboden omdat het (naar het oordeel van de CGB) nodig was ter verwezenlijking van het doel van de school: het uitdragen en belijden van de protestants-christelijke leer. Dat is inderdaad de hamvraag: onderscheid is toegestaan als het noodzakelijk en geschikt is om een toegelaten doel te verwezenlijken.
Uitgerekend op dit punt geeft de uitspraak van de CGB (erg) weinig inzicht in de gedachtegang. De CGB zegt niets anders dan dat de school gemotiveerd heeft aangegeven dat het uitdragen en belijden van een andere godsdienstige overtuiging “haars inziens” onverenigbaar is met haar eigen protestants christelijke leer; daarom acht de school het noodzakelijk om verwijzing naar andere godsdiensten te verbieden. Opmerkelijk daarbij is overigens dat leerlingen met een andere (of geen) godsdienst niet worden geweerd (dat is ook wel eens anders, zie deze bijdrage in onze blog).
Maar dat is de vraag niet. De vraag is niet wat de school nodig vindt, de vraag is of het onderscheid nodig is om de identiteit te waarborgen. De school krijgt daarin – kennelijk – een ruime mate van vrijheid, (mede?) omdat de school verder in het waarborgen en uitdragen van die identiteit uiterst consequent is. Het consequente handelen alléén zal echter, dunkt mij, toch niet de (objectieve) noodzaak kunnen creëren.
Kan de school nu een werknemer weigeren op grond van het dragen van een hoofddoek? Ja, op grond van deze uitspraak ongetwijfeld. Dat gevolg zal zich overigens in de praktijk wel tot scholen beperken; die nemen, zo blijkt steeds weer, een bijzondere plaats is in het spectrum van instellingen waar discriminatie (steeds weer) aan de orde is. Dat alléén geeft al te denken.
Meer lezen over dit onderwerp in onze blog? Gebruik de zoekfunctie hier rechts op de pagina, en zoek op “gelijke behandeling”.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.