Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Centrale Raad van Beroep heeft onlangs geoordeeld dat de bepaling in het schattingsbesluit, waarin is neergelegd dat de zogeheten ‘maatman’ moet worden gemaximeerd op 38 uur, onverbindend is.
Het maatmancriterium is bepalend voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid voor de WAO. Om te beoordelen óf, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is, wordt de arbeidsongeschikte vergeleken met een gezond persoon met hetzelfde soort opleiding of ervaring en die werkzaam is in dezelfde regio. In deze vergelijking gaat het UWV ingevolge het Schattingsbesluit sinds 2004 uit van een werkweek van maximaal 38 uur.Deze fictie van een 38-urige werkweek heeft tot gevolg dat de inkomensderving die een arbeidsongeschikte leidt doordat hij meer dan 38 uur werkzaam was, buiten beschouwing blijft. De arbeidsongeschikte heeft over deze meeruren echter wel premie betaald, terwijl deze uren geen deel uitmaken van de uitkering.De Centrale Raad van Beroep achtte de regels over de maximaal 38 uur per week werkzame maatman in strijd met de WAO omdat geen recht wordt gedaan aan het aan de WAO ten grondslag liggende uitgangspunt dat aangesloten dient te worden bij het feitelijk verlies van inkomen.Voor de WAO-ers die bezwaar en beroep hebben ingesteld tegen hun beoordeling heeft de uitspraak tot gevolg dat zij een hogere uitkering zullen ontvangen. Naar schatting zijn dit ongeveer 6000 tot 8000 personen.Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft deze maand echter te kennen gegeven dat zij wil dat ook de dossiers van de WAO-ers die geen bezwaar of beroep hebben ingesteld tegen hun beoordeling, worden herzien. Dit zou betekenen dat een zeer groot aantal WAO-dossiers (naar schatting 30.000) zouden moeten worden herzien.Minister Donner is echter vooralsnog niet voornemens aan de wens van de Tweede Kamer tegemoet te komen.De reden hiervoor is de volgende. Indien geen bezwaar of beroep wordt ingesteld, komt het besluit van het bestuursorgaan in rechte vast te staan. Er is dan sprake van kracht van gewijsde en het besluit is onaantastbaar geworden. Voor de overheid bestaat, behoudens uitzonderingen, geen verplichting om op een in rechte vaststaand besluit terug te komen. Als nu in deze kwestie wel wordt teruggekomen op besluiten die in rechte vaststaan, kan dat tot gevolg hebben dat in andere zaken, op allerlei rechtsgebieden (bijvoorbeeld het belastingrecht) hier een beroep op wordt gedaan. Dit kan grote gevolgen met zich meebrengen, die het tot dan toe gesloten stelsel van het bestuursrecht kunnen doorbreken.Het blijft dan ook nog even afwachten hoe de minister om zal gaan met de wens van de Tweede Kamer.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.