Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In een onlangs gepubliceerde uitspraak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de berekeningswijze die het UWV hanteert voor de branchegewijze premiedifferentiatie WAO voor kleine werkgevers niet strijdig is met geldende wet- of regelgeving.
In 2004 is, na afschaffing van de individueel berekende gedifferentieerde premie WAO, branchegewijze gedifferentieerde premie WAO ingevoerd voor kleine werkgevers. Dat houdt in dat de opslag dan wel korting op de basispremie collectief wordt vastgesteld voor een gehele branche. Het uitgangspunt voor de berekening van de opslag/korting is het aantal te verwachten arbeidsongeschikte werknemers dat in het peiljaar kan worden toegerekend aan de branche (de verwachte arbeidsongeschiktheidslasten). Deze arbeidsongeschiktheidslasten zijn verdeeld in directe en indirecte arbeidsongeschiktheidslasten.Indirecte arbeidsongeschiktheidslasten zijn lasten die niet meer direct aan een individuele werkgever zijn toe te rekenen omdat deze werkgever bijvoorbeeld niet meer bestaat (bedrijfsbeëindiging of faillissement).
De rechtbank Breda had, zie ook onze eerdere blog van november 2006, geoordeeld dat UWV ten onrechte de indirecte arbeidsongeschiktheidslasten meenam in de berekening. De rechtbank overwoog daartoe dat het UWV een nieuw element had toegevoegd aan de berekening zonder dat dit de bedoeling van de wetgever was. Dit zou onder meer blijken uit het feit dat de methodiek van de berekening voor kleine werkgevers afwijkt van de methodiek voor grote werkgevers.
De rechtbank ging er echter, aldus de Centrale Raad van Beroep, aan voorbij dat de berekeningen voor grote en kleine werkgevers nu eenmaal verschillen en niet vergelijkbaar zijn. Grote werkgevers betalen wél een individueel gediffentieerde premie. Zij betalen voorts ook indirecte lasten, die echter op een andere wijze berekend worden. Kortom, het UWV berekent de branchegewijze premiedifferentiatie voor kleine werkgevers op juiste wijze.
Deze uitspraak, die een proefprocedure betrof en eveneens voor groot aantal aangehouden zaken zou gelden, heeft de fundamenten van de premiedifferentiatie vastgesteld. Voor duizenden kleine werkgevers is het oordeel van de Centrale Raad van Beroep een bittere pil. Ter illustratie: voor werkgevers in de sector Detailandel en Ambachten, het grootste deel van het MKB, zijn de indirecte lasten hoger dan de directe. Het zou hen dus de helft van hun premie hebben gescheeld. Een negatieve uitspraak had dan ook enorme (niet in het minst financiële) gevolgen kunnen hebben voor het UWV voor de jaren 2005 tot en met 2008.In 2008 wordt de premiedifferentiatie voor de WAO afgeschaft.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.