Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Als een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, is de werkgever voor deze schade aansprakelijk. Dit is alleen dan anders wanneer de werkgever aantoont dat hij de op grond van de wet op hem rustende zorgverplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. In onze bijdragen van 15 juli 2005, 27 januari 2006, en 26 oktober 2006 schreven wij hier al over
Bij arrest van 16 maart 2007. heeft de Hoge Raad een arrest van het Gerechtshof 's-Gravenhage bevestigd, waarbij een geval van werkgeversaansprakelijkheid aan de orde was. Het geval handelde om het volgende
Een werknemer zou op een vakbeurs voor zijn werkgever in een stand software demonstreren. Hij heeft op het hoofdkantoor van de werkgever decoratiemateriaal voor de stand opgehaald en tevens gevraagd om een huishoudtrap. Deze was niet voorhanden. Om het materiaal op te kunnen hangen, heeft de werknemer van het zalencomplex waar de vakbeurs gehouden werd een ladder zonder veiligheidsvoorzieningen geleend en hij is zonder assistentie de ladder opgeklommen. De ladder gleed weg en de werknemer kwam ten val en brak zijn enkel.
De werkgever stelde niet aansprakelijk te zijn nu er een arbeidsvoorwaardenreglement gold dat onder meer inhield dat werknemers de plicht hadden om werk dat onveilig is niet uit te voeren, en dat de werknemer (dus) roekeloos was geweest, zeker nu de door hem geleende trap kennelijk niet veilig was.
Het Hof oordeelde dat de werkgever aansprakelijk was voor de schade en motiveerde dit kort gezegd als volgt:– Voor wie op een beurs werkt behoort het ophangen van posters in redelijkheid tot de uitoefening van de werkzaamheden,– De werkgever had er rekening mee moeten houden dat de posters hoog opgehangen moesten worden en dat hiervoor een (veilig) trapje nodig is,– Gezien de beperkte kosten van de aanschaf van een huishoudtrap, afgezet tegen de potentieel ernstige gevolgen van het gebruik van ongeschikt klimmaterieel, mag van een werkgever verwacht worden dat hij een veilig trapje beschikbaar stelt,– De werkgever is dan ook tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht.– Het beroep op het arbeidsvoorwaardenreglement leidt niet tot een ander oordeel nu deze bepaling specificiteit mist en de werknemer geen concreet houvast biedt hoe te handelen in een specifiek geval om een gevaarlijke situatie te voorkomen.– Voorzover de werknemer had moeten begrijpen dat de gebruikte ladder onveilig was, kan zijn onvoorzichtigheid niet worden aangemerkt als bewuste roekeloosheid in de zin van de wet.
Deze uitspraak past in de lijn van vaste jurisprudentie, waaruit blijkt dat het van de omstandigheden van het geval afhangt welke veiligheidsmaatregelen van de werkgever moeten worden verwacht en dus ook op welke manier en hoe veelvuldig hij de werknemer moet instrueren en welk materiaal ter beschikking dient te worden gesteld. Een algemene richtlijn voor werkgevers ter voorkoming van aansprakelijkheid is dan ook onmogelijk, omdat niet goed te voorzien is welke ongevallen zich zouden kunnen voordoen. Voornoemde zaak illustreert wel dat een ongeluk in een klein hoekje kan zitten.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.