Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme zijn financiële dienstverleners (waaronder ook advocaten) verplicht om voorafgaand aan bepaalde diensten hun cliënten te identificeren en om ongebruikelijke transacties te melden bij Justitie. Het gaat dan bijvoorbeeld om het oprichten van vennootschappen of het vertegenwoordigen van cliënten bij onroerend goed-transacties. Deze verplichtingen zijn gebaseerd op de Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) en de Wet Melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT). Voldoet de dienstverlener niet aan deze verplichtingen, dan is hij zelf strafbaar.
Het verrichten van cliëntenonderzoek op grond van de Wid is bedoeld om risico’s die bepaalde cliënten of bepaalde soorten dienstverlening met zich meebrengen te herkennen en te beheersen – aldus de wetgever. Bij het cliëntenonderzoek wordt uitgegaan van een zogenaamde “risicogeoriënteerde benadering”. Dit houdt in dat de mate van het onderzoek kan worden aangepast aan het risiconiveau van de dienstverlening. Zo kan een normale rekening-courant relatie met een particulier een lager risico herbergen dan dienstverlening aan buitenlandse rechtpersonen. Doel van deze benadering is een geringer aantal meldingen en dus lagere administratieve lasten.De Wet MOT dient ter melding van ongebruikelijke (financiële) transacties, wat kan leiden tot nader onderzoek. Indien het onderzoek vervolgens leidt tot het “verdacht” verklaren van de transactie, wordt zonodig een strafrechtelijk onderzoek gestart.
In onze weblog van 16 september 2004gaven wij aan dat de Wid en de Wet MOT werden aangepast om tot een meer gestroomlijnd geheel te komen. Nu, in 2007, blijkt dat na al deze aanpassingen en verbeteringen beide wetten er niet inzichtelijker op zijn geworden, zeker niet in hun onderlinge samenhang bezien. In de praktijk levert dit problemen op voor dienstverleners die snel inzicht willen verkrijgen in hun verplichtingen. Dit heeft geleid tot een concept wetsvoorstel waarin de Wid en de Wet MOT tot één wet worden samengevoegd, waarmee beoogd wordt de regelingen te uniformeren.
Gelijktijdig met dit wetsvoorstel wordt een voorstel ter implementatie van de derde witwasrichtlijn bij de Tweede Kamer ingediend. Aangezien de implementatie van EG-regelgeving zoveel mogelijk gescheiden dient plaats te vinden, is gekozen voor twee afzonderlijke wetsvoorstellen. Wel is in het Wid/MOT wetsvoorstel reeds de derde witwasrichtlijn opgenomen.
De wetsvoorstellen liggen nu ter inzage en consultatie bij het Ministerie van Financiën. Wij zullen u op de hoogte houden van de ontwikkelingen.
Stephanie Mekking is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.