Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Kantonrechter Zwolle oordeelde in een onlangs gepubliceerde uitspraak van 17 oktober 2006 dat een fout in de tekst van een concurrentiebeding voor risico van de werkgever komt.
In de betreffende arbeidsovereenkomst was, onder het hoofdje ‘concurrentiebeding na dienstverband’, de volgende bepaling opgenomen:“Werknemer bindt zich gedurende een periode van een jaar na het einde van het dienstverband -ongeacht de wijze waarop deze is beëindigd- in enigerlei vorm werkzaam of betrokken te zijn bij ondernemingen van cliënten of relaties van werkgever. Deze verplichting geldt uitsluitend voor Nederland (waarna de sancties volgden)”.De oplettende lezer ziet wellicht dat de tekst wél een aantal stilistische en grammaticale onjuistheden, maar niet het woordje “niet” bevat. Strikt genomen wordt de werknemer feitelijk verplicht om het eerste jaar na het einde van dit dienstverband bij een relatie van zijn werkgever te gaan werken.
Wie enigszins thuis is in het Nederlansdse recht weet echter dat een dergelijke, toch ook wat flauwe, uitleg van een beding normaal gesproken niet op instemming van de rechter hoeft te rekenen. In ons rechtssysteem is de norm dat wanneer partijen strijden over de uitleg van een contract niet alleen wordt gekeken naar de louter taalkundige aspecten van de overeenkomst, maar vooral naar de partijbedoelingen: “de zin die partijen over en weer aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij in dat kader redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten”. Dit zogenaamde Haviltex-criterium is vaste rechtsspraak.
Gelet op het uitdrukkelijk vermelde “concurrentiebeding” kan er geen twijfel bestaan aan wat deze partijen beoogden overeen te komen: een verbod voor de werknemer om voor klanten en relaties van de werkgever te werken. Het ontbreken van het woordje niet is wat een “kennelijke verschrijving” wordt genoemd, hetgeen betekent dat iedere leek begrijpt dat er een vergissing in het spel is.
In dit geval werd het Haviltex criterium echter verlaten. De kantonrechter oordeelde dat een concurrentiebeding dermate specifiek is dat aan de vastlegging ervan hogere eisen moeten worden gesteld, en dat onduidelijkheden voor risico van de werkgever moeten komen. Voor ambtshalve aanvulling van onvolledige teksten ten nadele van de werknemer behoort, zo vond deze kantonrechter, geen plaats te zijn. Het gevolg van het weglaten van het woord “niet” diende volgens de kantonrechter voor rekening van de werkgever, die de tekst ook heeft opgesteld, te blijven.
De werkgever die een verbod op het werken voor een concurrent vorderde, en de contractueel overeengekomen boete, had het nakijken.De werknemer kon blijven werken waar hij werkte, ook voor de klanten van zijn voormalig werkgever, en deze liep een bedrag van bijna een kwart miljoen euro aan boetes mis.
Een vreemde uitspraak, dat zeker. Maar hij illustreert maar weer eens hoe belangrijk het toch is om overeenkomsten zorgvuldig op te (laten) stellen. Een taalkundig verkeerd opgestelde overeenkomst kan immers vérstrekkende nadelige gevolgen hebben.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.