Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Uit een onlangs gepubliceerde uitspraak van het Hof Amsterdam blijkt dat een Arbo-dienst aansprakelijk kan zijn voor de door een organisatie geleden schade wanneer de Arbo-dienst geen adequate verzuimbegeleiding heeft geboden.
Langdurige ziekte van een werknemer is voor werkgevers een kostbare aangelegenheid: naast de loondoorbetalingsverplichting gedurende twee jaar, lijdt de werkgever zogeheten pemba-schade in het kader van de gedifferentieerde premie WAO (oude ziektegevallen) of WIA (nieuwe ziektegevallen). Daarnaast dienen natuurlijk nog de loonkosten of overwerkkosten betaald te worden voor werknemers of invalkrachten die het werk van de zieke overnemen. Werkgever zien zieke werknemers dan ook om méér dan een reden het liefst snel weer op de been. De Arbo-dienst is de aangewezen instantie om de reïntegratie van de werknemer naar de werkvloer te begeleiden.Op grond van het contract dat tussen deze werkgever en haar Arbo-dienst was gesloten mocht de werkgever vrij vergaande inspanningen van de Arbo-dienst verwachten, vergelijkbaar met de inspanningen waartoe een werkgever inmiddels, sinds invoering van de Wet Verbetering Poortwachter, wettelijk is verplicht. Aangezien dit ziektegeval van 2001 dateert was die wet daarop niet van toepassing.
De Arbo-dienst heeft geprobeerd zich te verschuilen achter het feit dat de werkgever “méér van haar vroeg dan de wet”. Dat dit haar niet heeft mogen baten zal geen verbazing wekken; zij had immers jegens deze werkgever een contractuele verplichting tot het “vroegtijdig, actief aan de slag gaan”, waaronder kennelijk expliciet het opstellen van probleemanalyse en re-integratieplan, het begeleiden naar ander passend werk en dergelijke werd verstaan.
Het Hof heeft in deze zaak vastgesteld dat de Arbo-dienst niet aan haar contractuele verplichtingen had voldaan nu er geen huisbezoek was afgelegd, er geen probleemanalyse was opgesteld, er geen inhoudelijk reïntegratieplan was en door de arbo-dienst ook geen andere adequate maatregelen waren genomen om te voorkomen dat de werknemer langdurig zou uitvallen. Op voortdurende verzoeken van de werkgever om tot actie over te gaan was überhaupt niet gereageerd.
Toen vaststond dat de Arbo-dienst niet aan haar verplichtingen had voldaan, kwam de vraag aan de orde of de schade die de werkgever heeft geleden door de langdurige uitval van de zieke werknemer, is toe te rekenen aan de arbo-dienst en zo ja welke schade toewijsbaar is.Het Hof heeft overwogen dat de schade toerekenbaar is, nu de Arbo-dienst zelfs niet stélde dat de schade ook zou zijn ontstaan als zij wel vroegtijdig actief maatregelen had genomen ter voorkoming van langdurige uitval. Het verband tussen het wanpresteren en de schade is dus zonder meer aangenomen.
Tot slot resteerde de vraag welke schade toewijsbaar is. Het Hof heeft overwogen dat zowel loonschade, rente over de loonschade en de gevorderde schadevergoeding voor de tijd die de werkgever aan de kwestie heeft moeten besteden, toewijsbaar zijn. Daarbij is vastgesteld dat de schade niet eerder is ontstaan dan vanaf het moment dat de Arbo-dienst actief had moeten worden. Dat is dus in de regel niet vanaf de eerste ziektedag. De zogeheten Pemba-schade is niet toewijsbaar.
Deze uitspraak biedt voor werkgevers perspectief: in het geval een Arbo-dienst wanprestatie pleegt kunnen mogelijk de hoge kosten daarvan op deze dienst worden verhaald.Wel past hier een belangrijke slag om de arm: uit de uitspraak blijkt dat deze Arbodienst niet alleen slechte service bood, maar ook slecht procedeerde: de ergernis bij het Hof over slecht uitgewerkte en niet onderbouwde verweren en stellingen is duidelijk waarneembaar. Ontevreden werkgevers dienen er dan ook rekening mee te houden dat zij in een procedure tegen hun Arbo-dienst het moeilijker zullen krijgen dan de onderhavige werkgever; zij zouden wel eens meer moeten bewijzen. Het bewijs dat een werknemer eerder had kunnen hervatten wanneer de Arbo-dienst naar behoren had gefunctioneerd is naar alle waarschijnlijkheid normaalgesproken niet eenvoudig te leveren.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.