Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Afgelopen vrijdag 25 januari 2007 heeft het Gerechtshof Amsterdam bepaald dat de Duisenberg-regeling algemeen verbindend zal zijn. Volgens het Gerechtshof is er, in de gegeven omstandigheden, geen reden om aan te nemen dat de in de Duisenberg-regeling opgenomen vergoedingen onredelijk (laag) zijn.
Het Gerechtshof lijkt tot uitgangspunt te nemen dat de effectenlease overeenkomsten geldig zijn. Ik trof in ieder geval geen expliciete overweging aan waarin het Gerechtshof ingaat op de stelling dat de effectenlease overeenkomsten nietig zouden zijn. De geldigheid van de overeenkomsten zou van belang kunnen zijn omdat bij een nietige overeenkomst in beginsel een verplichting bestaat om niet alleen de rente en koersverliezen te vergoeden, maar ook om alle inleg terug te betalen. Het Gerechtshof gaat echter wel in op de stelling van de beleggers dat de Duisenberg-regeling onvoldoende rekening houdt met de juridische positie van de beleggers, waarmee dus indirect het Gerechtshof ingaat op de stellingen omtrent nietigheid. Volgens de verweerders tegen de Duisenberg-regeling is de juridische positie van de beleggers zodanig sterk, dat een andere regeling had moeten worden getroffen. Volgens het gerechtshof is die juridische positie niet relevant omdat de Duisenberg-regeling een vaststellingsovereenkomst is. Bij verder procederen kan het inderdaad meevallen, maar het kan ook tegenvallen. En hoe de verdere procedures uitpakken, valt nog te bezien.
Verder neemt het Gerechtshof tot uitgangspunt dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende duidelijk te waarschuwen voor de mogelijkheid dat koersverliezen zouden optreden. Ik vind dit een nogal gekunstelde redenering, die waarschijnlijk wordt verklaard doordat het Gerechtshof minimaal één onrechtmatig element moet benoemen dat in alle gevallen geldig is. Dat Dexia ook haar zorgplicht heeft geschonden door niet of nauwelijks onderzoek te doen naar de financiële status en behoeften van de beleggers, wordt niet besproken. Dat is dan ook een gegeven dat niet in alle gevallen kan worden toegepast, maar waarvoor nader onderzoek op basis van ieder individueel geval noodzakelijk is. Het Gerechtshof geeft duidelijk aan dat zij niet kan ingaan op individuele omstandigheden.
Hiermee raakt het Gerechtshof de kern. De Duisenberg-regeling is een vaststellingsovereenkomst die thans algemeen verbindend is verklaard. Dat betekent dat in beginsel iedere belegger die bij Dexia een effectenlease product heeft aangeschaft, gebonden is aan de Duisenberg-regeling. Als een belegger het resultaat van de Duisenberg-regeling onvoldoende vindt, moet hij een zogenaamde opt-out verklaring sturen. Deze verklaring moet worden gestuurd naar notaris mr. J.R.E. Kielstra, Lange Voorhout 24, 2514 EE te Den Haag. Een opt-out verklaring die aan een ander adres wordt gezonden, is ongeldig. De verklaring moet uiterlijk 31 juli 2007 zijn ontvangen door de notaris.
De rechtbank Amsterdam heeft onmiddellijk gereageerd op de uitspraak van het Gerechtshof. Volgens de rechtbank zullen alle lopende procedures worden beëindigd van individuen die geen opt-out verklaring zullen uitbrengen. Maar er zal ook een groot aantal procedures worden voortgezet omdat de betrokken belegger wel een opt-out verklaring uitbrengt. Om de te verwachten grote hoeveelheid zaken toch goed te kunnen afhandelen, heeft de rechtbank een nieuw effectenlease team opgericht. Desondanks verwacht de rechtbank Amsterdam dat zij nog drie tot vier jaar nodig heeft om de zaken af te handelen.
Wij zullen nu moeten afwachten wat de gevolgen zijn voor de diverse procedures die in den lande aanhangig zijn. De uistpraak van het Gerechtshof zou immers in theorie geen afbreuk mogen doen aan de rechtspositie van partijen. Maar of dat ook echt zo is, valt nog te bezien. In ieder geval is het voor Dexia, en de andere aanbieders van effectenlease overeenkomsten, nu erg aantrekkelijk geworden om bij de bepaling van de hoogte van de schade het argument te hanteren dat de Duisenberg-regeling algemeen wordt aanvaard en dat dus nooit meer kan worden verkregen dan is bepaald in die Duisenberg-regeling. Evenzeer zal het begrijpelijk zijn als de betrokken rechters bij de bepaling van de hoogte van de eventuele schade toch zich zullen richten naar de Duisenberg-regeling, al is het maar omdat zulks tijd bespaart. Daar staat echter tegenover dat het voor benadeelden nu makkelijker wordt om te bepalen op welke onderdelen zij zich moeten richten om een hogere schadevergoeding te krijgen. Het arrest van het Gerechtshof geeft daarvoor een aardig aanknopingspunt.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.