Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Bij het aantrekken van de arbeidsmarkt bemerken we altijd een toenemende belangstelling voor het concurrentiebeding.
In een eerdere bijdrage bespraken we al eens het lot van een bij het aanvaarden van een functie gesloten concurrentiebeding wanneer de werknemer “doorstroomt” naar een andere functie. Het concurrentiebeding blijft dan niet zonder meer gelden, dit moet veelal opnieuw schriftelijk worden gesloten. Wanneer het beding de werknemer in de nieuwe (normaalgesproken vaak een hogere, zwaardere) functie méér dan voorheen zou kunnen beperken in zijn mogelijkheden nieuw werk te vinden, wordt het niet redelijk geacht het concurrentiebeding dat hij aanvaardde bij het aanvangen in een lichtere functie in stand te laten; beoogd wordt de werknemer opnieuw de gelegenheid te geven de consequenties van het voor hem bezwarende beding goed te overwegen.Is het concurrentiebeding niet opnieuw overeengekomen, en is wél sprake van een zwaardere functie, dan is het gevolg dat het beding zijn geldigheid verliest. De praktijk leert dat werknemers maar zelden bereid zijn een concurrentiebeding te sluiten ná een promotie…
Reden om op dit onderwerp terug te komen is een onlangs (5 januari jl.) gewezen uitspraak van de Hoge Raad. Gevolg van deze uitspraak zou kunnen zijn dat minder vaak sprake is van ongeldige concurrentiebedingen in geval van functiewijzigingen.
De Hoge Raad oordeelde namelijk dat de enkele vaststelling dat zich een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding heeft voorgedaan onvoldoende is voor het aannemen van het oorzakelijke verband met het aanmerkelijk zwaarder gaan drukken van het beding.De Hoge Raad oordeelde dat bij de beoordeling of van een ingrijpende wijziging sprake is, de rechter zal moeten onderzoeken en in zijn motivering tot uitdrukking moeten brengen of, en zo ja in hoeverre en in welke mate, die wijziging na een eventuele beëindiging van het dienstverband van de werknemer bij handhaving van het concurrentiebeding een belemmering voor hem zal vormen om een nieuwe gelijkwaardige werkkring hetzij in loondienst hetzij als zelfstandig ondernemer te vinden.
De Hoge Raad geeft hiermee dus een verplichting voor de feitenrechter om uitvoerig te motiveren hoe nu precies de ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer het concurrentiebeding aanzienlijk zwaarder doet drukken, dat wil zeggen de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt nadelig beïnvloedt.Hiermee breekt de Hoge Raad met de in de lagere rechtspraak ontstane lijn dat concurrentiebedingen per definitie ongeldig werden verklaard met de enkele constatering dat er sprake was van een ingrijpende functiewijziging.
Desalniettemin blijft ons advies aan werkgevers om bij iedere functiewijziging het opnieuw, schriftelijk, overeenkomen van het concurrentiebeding als voorwaarde te stellen voor het toekennen van de nieuwe functie. Dan weet u tenminste zeker dat het blijft gelden.
Michel Visser is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.