Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In onze praktijk worden wij met enige regelmaat geconfronteerd met vragen over de aansprakelijkheid van werkgevers voor ongevallen die werknemers overkomen. Zoals bekend heeft de werkgever de verplichting om er waar mogelijk voor te zorgen dat de werknemer geen schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
De wet geeft de werkgever de verplichting te zorgen voor veilige lokalen en gereedschappen, goede instructies, en ook verder maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn ter voorkoming van schade bij de werknemer “in de uitoefening van zijn werkzaamheden”. De betreffende wettekst ziet op de ongevallen ontstaan tijdens en op het werk. Maar waren er niet gevallen waarin de werkgever aansprakelijk was voor werkgerelateerde ongevallen die zich niet op de eigen werkplek voordeden?
Uitgangspunt is dat deze ongevallen niet worden beheerst door de net omschreven zorgplicht. In die situaties is immers de zeggenschap over de werkplek en de aanwijzingsbevoegdheid van de werkgever afwezig. Slechts onder bijzondere omstandigheden is de werkgever aansprakelijk voor onegvallen in privésituaties. De vraag of de werkgever aansprakelijk is zal dus telkens moeten worden beantwoord naar de omstandigheden van het gegeven geval aan de hand van wat voor dat geval het goed werkgeverschap met zich meebrengt.
Een van de meest typerende uitspraken over de aansprakelijkheid van de werkgever voor ongevallen ontstaan in een privésituatie, is de uitspraak van de Hoge Raad van 22 januari 1999. Het betrof een werknemer die in dienst was bij de reclassering als maatschappelijk werker. Hij werd thuis het slachtoffer van een aanslag, gepleegd door een reclasseringscliënt. Hij werd ongeveer veertig keer met een ijzeren hamer op het hoofd geslagen en is daardoor arbeidsongeschikt geworden. De werknemer heeft daarop schadevergoeding gevorderd van zijn werkgever, en stelde dat de reclassering tekort was geschoten in het voldoen aan haar zorgplicht. Naar de mening van de werknemer had de werkgever meer maatregelen moeten treffen om de werknemers, ook in hun privéleven, te beschermen.
De werkgever gaf aan dat de zorgplicht uitsluitend betrekking heeft op de werkplek, de werkmethode en het werktuig waarmee de arbeid wordt verricht.
De Hoge Raad ging hier in mee en oordeelde dat het vereiste dat de schade de werknemer in de uitoefening van zijn dienstverband is overkomen weliswaar ruim dient te worden uitgelegd, maar dat er geen goede grond de werkgever ook aansprakelijk te houden voor de ongevallen die de werknemer thuis overkomen. De verplichting van de werkgever om de werkzaamheden zodanig te organiseren dat de werknemer is beschermd tegen aan zijn arbeid gebonden veiligheidsrisico's vloeit, zo oordeelde de Hoge Raad, niet slechts voort uit de sociaal-economische positie van de werkgever ten opzichte van zijn werknemer, maar houdt ook nauw verband met zijn zeggenschap over de werkplek en zijn bevoegdheid zijn werknemer aanwijzingen te geven terzake van de uitoefening van diens werkzaamheden. Over het algemeen ontbreken deze zeggenschap en bevoegdheden juist als het gaat om de privésituatie van de werknemer.
De vraag of de werkgever aansprakelijk is voor ongevallen die de werknemer in zijn privésituatie overkomen kan dus uitsluitend aan de hand van wat voor dat geval de eis zich als een goed werkgever te gedragen meebrengt worden beantwoord.
De rechtbank had in deze zaak overwogen dat als gevolg van het opgedragen werk, dat contact inhield met cliënten welke een gevaar voor de persoonlijke veiligheid van die werknemers konden opleveren, de geenszins als denkbeeldig te beschouwen kans bestond dat die cliënten ook buiten kantoor en buiten werktijd een gevaar voor de werknemers zouden kunnen opleveren. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze gehanteerde maatstaf te ruim is opgevat en noch met de bewoordingen en, noch met de strekking van de wettelijke zorgplicht is te verenigen.
Michel Visser is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.