Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Voor horecaondernemers is het bij ingebruikname van een gebouw voor meer dan 50 personen straks niet meer nodig om een brandvergunning (de huidige gebruiksvergunning)bij de gemeente aan te vragen. Wel geldt er dan een meldingsplicht. .
Dit volgt uit het nieuwe Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken (hierna het Gebruiksbesluit) dat nu ter beoordeling ligt bij de ministerraad. In het Gebruiksbesluit worden rechtstreeks werkende voorschriften opgenomen waarin randvoorwaarden staan geformuleerd. Wanneer een horecabedrijf, bij ingebruikname van een gebouw dat geschikt is voor meer dan 50 personen, voldoet aan die randvoorwaarden, is er geen gebruiksvergunning meer nodig.
De reden voor het invoeren van het Gebruiksbesluit is onder meer gelegen in uniformering van het beleid. Momenteel stellen de gemeenten namelijk zelf voorschriften voor brandveiligheid vast in de gemeentelijke bouwverordening. Dit leidt tot grote lokale verschillen. Met het nieuwe Gebruiksbesluit wordt een landelijke regeling ingevoerd, zodat binnen alle gemeenten dezelfde regels gelden.
Daarnaast voorziet het ministerie van VROM een enorme administratieve lastenvermindering voor de gemeenten. De bedoeling is dat het aantal vergunningspichtige bouwwerken met 80 tot 90% wordt verminderd. Dit zou, aldus het ministerie van VROM, moeten leiden tot een vermindering van maar liefst 130.000 vergunningaanvragen per jaar. Door één Gebruiksbesluit te introduceren zal er bovendien een betere afstemming met het Bouwbesluit en de verschillende voorschriften op milieugebied kunnen plaatsvinden.
De intenties van het ministerie, lastenverlichting, vermindering van het aantal vergunningen en uniformering van het beleid zijn lovenswaardig te noemen, doch er kleven ook een aantal nadelen aan de invoering van het Gebruiksbesluit.
In de eerste plaats leidt dit mogelijk tot rechtsonzekerheid voor de horecaondernemer die het gebouw in gebruik neemt. Wanneer immers vóór ingebruikname van een gebouw in verband met een vergunningaanvraag geen controle plaatsvindt door de overheid is het zeer wel mogelijk dat bij de eerstvolgende controle ná voltooiiing van de bouwwerkzaamheden en na ingebruikname van het pand blijkt dat het niet voldoet aan alle voorschriften, met alle gevolgen van dien. Het moge duidelijk zijn dat het de voorkeur verdient om na ingebruikname niet meer aan het verbouwen te hoeven slaan.
Daarnaast verliest de ondernemer de gratis expertise van de gemeente doordat niet meer voorafgaand wordt gecontroleerd. Bedrijven zullen derhalve nu zelf een daarin gespecialiseerd bedrijf moeten inhuren dat kan vaststellen of daadwerkelijk is voldaan aan alle voorschriften op grond van het Gebruiksbesluit en/of het gebouw brandveilig is. Kortom, deze verlaging van de regeldruk werkt dan kostenverhogend bij de (startende) ondernemer.
De inwerkingtreding van het Gebruiksbesluit is gekoppeld aan inwerkingtreding van onder andere het Activiteitenbesluit (zie de bijdrage van 2 oktober 2006).
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.