Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
13- en 14-jarige kinderen mogen op grond van de Nadere Regeling Kinderarbeid sinds 1996 licht werk (“niet-industriële hulparbeid”) tegen “vergoeding” verrichten, maar voor hen geldt geen minimumloon. Alleen voor werknemers van 15 jaar en ouder geldt een ondergrens voor hetgeen met werken verdiend wordt. De gedachte van de overheid hierachter is dat 13- en 14-jarigen anders gestimuleerd zouden kunnen worden niet langer naar school te gaan, omdat werken uit financieel oogpunt een aanlokkelijk(er) alternatief is.FNV en CNV merkten het ontbreken van een minimumloon voor 13- en 14-jarigen aan als leeftijdsdiscriminatie en zijn, om hier verandering in te brengen, in 2001 een procedure tegen de Staat begonnen. FNV en CNV zijn door de rechtbank en het Gerechtshof in het gelijk gesteld.
Inmiddels heeft de Hoge Raad bij arrest van 10 november 2006 een streep gehaald door deze uitspraken en heeft geoordeeld dat het niet invoeren van een minimumloon voor 13- en 14-jarigen geen verboden leeftijdsdiscriminatie oplevert. FNV en CNV krijgen dus alsnog nul op het rekest.De Hoge Raad is van mening dat voor het maken van onderscheid tussen voornoemde leeftijdscategorieën een redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat.Bij 13- en 14-jarigen gaat het, anders dan bij 15-jarigen, om bijzondere werkzaamheden van incidentele aard, omdat bij deze jongste groep “werknemers” de prioriteit moet liggen bij het volgen van onderwijs. Het is, aldus de Hoge Raad, gelet op de omschrijving van de aard van de voor 13- en 14-jarigen toegestane werkzaamheden, geoorloofd voor deze leeftijdsgroep een beleid te voeren dat erop is gericht de indruk te vermijden dat inschakeling in het gewone arbeidsproces wel aanvaardbaar zou zijn. Invoering van een minimumloon voor deze leeftijdsgroep zou deze indruk juist wel kunnen wekken. De leeftijdsgrens van 15 jaar sluit overigens ook aan bij een Europese Richtlijn en bij artikel 7 van het Europees Sociaal Handvest.
Quirine den Hollander is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.