Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Het Hof Amsterdam heeft vorige week donderdag geoordeeld dat Movir (een verzekeringsmaatschappij die arbeidsongechiktheidsverzekeringen aanbiedt aan zelfstandigen) bij haar verzekering van inkomen bij zwangerschap geen verboden onderscheid maakt naar geslacht. Althans, het Hof heeft geoordeeld dat de zaak zich niet leent voor een beslissing in kort geding.
Movir stelt als regel dat inkomen tijdens zwangerschap alleen onder de verzekering valt als de verzekerde tenminste twee jaar is verzekerd. In de kwestie had de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht geoordeeld dat die wachttijd van twee jaar discriminerend is. Movir was tegen deze uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het ging in deze zaak om de vraag of Movir gehouden was op haar arbeidsongeschiktheidspolissen een zwangerschapsuitkering te verstrekken alsmede of aan deze zwangerschapsuitkering beperkende voorwaarden mochten worden verbonden. De zaak was aanhangig gemaakt door een advocate die korter dan twee jaar bij Movir was verzekerd, en op die grond gedurende haar zwangerschap geen (volledige) uitkering kreeg. Haar verzoek om een “normale” uitkering werd door Movir afgewezen, met een beroep op het feit dat zij te kort verzekerd was daarvoor.
De advocate was het oneens met deze beslissing van Movir en spande een kort geding aan, waarin zij een volledige uitkering vorderde. De voorzieningenrechter was van oordeel dat Movir ongeoorloofd onderscheid maakt naar geslacht door afwezigheid wegens zwangerschap anders te behandelen dan afwezigheid wegens (gewone) arbeidsongeschiktheid. Hiermee maakte Movir, zo oordeelde de rechter, een ongeoorloofd onderscheid ten nadele van vrouwen.
Tegen deze uitspraak is Movir in hoger beroep gekomen. Het Hof overwoog dat Movir inderdaad onderscheid maakte, maar dat niet vast stond dat dit een verboden onderscheid was. Indien Movir zich met succes kan beroepen op een objectieve rechtvaardigingsgrond (artikel 2 lid 1 Awgb), zou het onderscheid toegestaan zijn.
Anders dan de voorzieningenrechter achtte het hof het voorshands aannemelijk dat de door Movir geschetste ongewenste gevolgen (de faciliteit van de zwangerschapsuitkering zal uit elke polis worden geschrapt ofwel de premie voor alle verzekerden zal aanmerkelijk verhoogd moeten worden) voor alle verzekerden in dit verband als objectieve rechtvaardigingsgrond zijn aan te merken.
Het is naar de mening van het hof nodig om duidelijkheid te verkrijgen over de omvang van die financiële gevolgen en de betekenis daarvan. Dit leent zich echter naar het oordeel van het Hof niet voor een kort geding. Het hof vernietigde daarom het vonnis van de voorzieningenrechter.
De advocate heeft reeds aangegeven in cassatie te zullen gaan. We houden u op de hoogte.
Michel Visser is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.