Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Verondersteld kan worden dat Nederland op de hoogte is van het faillissement van Van der Hoop Bankiers dat eind 2005 is uitgesproken. De kranten hebben immers ruimschoots bericht over de aanpassing van de Collectieve Garantieregeling naar aanleiding van het faillissement. De Minister van Financiën heeft destijds toegezegd om het maximumbedrag waarop spaarders recht hebben ná verrekening van hun resterende vorderingen op een “betalingsonmachtige instelling”, te verhogen van € 20.000 tot € 40.000.
Naast de Collectieve Garantieregeling speelde nog een andere interessante juridisch kwestie. Dit betreft de vereiste vermogensscheiding van effecten. Op grond van de effectenwetgeving moeten effecteninstellingen de effecten van hun cliënten afscheiden van hun eigen vermogen. Dit kan op twee manieren, namelijk door het onderbrengen van de effecten conform de Wet giraal effectenverkeer (Wge) of door het onderbrengen van de effecten bij een Nederlandse bewaarinstelling.
Het instituut dat de Wge uitoefent is het Nederlands Instituut voor giraal effectenverkeer BV (Necigef). Nederlandse kredietinstellingen die effecten houden zijn hierbij aangesloten en zij bewaren bij het instituut alle onder de Wge vallende Nederlandse effecten. Aldus is een belegger via zijn bewarende bank deelgenoot in de gemeenschap per soort effecten die bij het Necigef bewaard wordt, naar rato van het aantal effecten dat hij bezit. Door deze constructie vallen de effecten niet in het vermogen van het Necigef of de banken, waardoor de effectenbezitter beschermd is tegen faillissement van het Necigef of de banken.
Europese regelgeving heeft vervolgens een extra zekerheid gecreëerd door de banken toe te staan aparte bewaar-BV's op te richten. Deze bewaar-BV's zijn aangesloten bij het Nederlands Interprofessioneel Effectencentrum en mogen uitsluitend diensten verrichten met betrekking tot het beheer en bewaren van effecten.
Tot slot kunnen effecten ook in bewaring worden gegeven bij een afzonderlijke stichting. De effectenbezitter is in deze gevallen alleen dán verzekerd van zijn eigendomsrecht bij faillissement van de bank als de effecten individualiseerbaar zijn.
In het faillissement van Van der Hoop Bankiers vielen de derivaten echter wel in de boedel. Op grond van de wet behoren derivaten door hun specifieke aard niet tot de Wge-effecten en zijn dus niet beschermd. Blijkbaar waren de derivaten ook niet bij een bewaar-BV of een afzonderlijke stichting ondergebracht.
De AFM merkt in haar rapport van juni 2005 over de vermogensscheiding bij Van der Hoop op dat er ten aanzien van derivaten sprake is van een branchebrede tekortkoming. Als enige oplossing ziet de AFM een aanpassing van de Wge.
Deze tekortkoming in het wettelijke systeem wordt al jaren onderkend. De AFM heeft al bij de toelichting op de oude Nadere Regelgeving Gedragstoezicht Effectenverkeer 1999 aangegeven dat er complicaties kunnen optreden ingeval van effecten met een specifieke aard, zoals derivaten. De vraag is nu wanneer deze regelgeving er gaat komen. Tot die tijd is het raadzaam voor effectenbezitters die verzekerd willen zijn van hun eigendomsrecht in faillissement om te zorgen dat de effecten die zij in bewaring geven individualiseerbaar zijn.
Stephanie Mekking is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.