Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De Eerste Kamer heeft op 17 oktober jl. ingestemd met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, die naar verwachting uiterlijk per 1 januari 2008 in werking zal treden. Een dergelijk lange aanlooptermijn is wel nodig, want er gaat behoorlijk veel veranderen.
De procedures voor de totstandkoming van en beroep tegen een nieuw bestemmingsplan worden verkort. Tegen de vaststelling van een bestemmingsplan staat in de nieuwe Wro rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Voorafgaande goedkeuring van het bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten zal niet meer nodig zijn. In plaats van de huidige zogenaamde artikel 19-vrijstelling, waarvoor een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten vereist is, is de nieuwe figuur van het zogenaamde projectbesluit in de nieuwe Wro opgenomen. Ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang kan de gemeenteraad een projectbesluit nemen.
De provincie verliest dus een aantal bevoegdheden, maar daartegenover staat dat provincie en rijk nieuwe ingrijpende (in iedere zin van het woord) bevoegdheden krijgen. In het provinciaal of nationaal belang kunnen Gedeputeerde Staten resp. de Minister een aanwijzing geven die ertoe strekt dat een onderdeel van het bestemmingsplan geen onderdeel blijft uitmaken van het bestemmingsplan. Ook kunnen Provinciale Staten en de Minister een inpassingsplan vaststellen, met uitsluiting van de bevoegdheid van de gemeenteraad om voor die gronden een bestemmingsplan vast te stellen. Tegen een inpassingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Voorts krijgen Provinciale Staten en de Minister de bevoegdheid projectbesluiten te nemen.
Een andere nieuwe figuur is de zogenaamde “beheersverordening”, die ondanks kritiek in de literatuur in de nieuwe wet staat. In plaats van een bestemmingsplan kan de gemeenteraad voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien een beheersverordening vaststellen, waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De naar mij idee terechte kritiek was gericht tegen het feit dat een beheersverordening een verordening is, en dus een algemeen verbindend voorschrift waartegen geen bezwaar en beroep openstaat. De nieuwe Wro voorziet niet in een aparte rechtsbeschermingmogelijkheid tegen de beheersverordening, terwijl de beheersverordening niet veel anders is dan een conserverend bestemmingsplan.
Zo zal er in een gemeente een “lappendeken” van verschillende ruimtelijke regelingen kunnen bestaan; bestemmingsplannen, inpassingsplannen, beheersverordeningen en projectbesluiten.
De huidige planologische kernbeslissing, het streekplan en het structuurplan zullen plaats maken voor gemeentelijke, provinciale en nationale structuurvisies, waarin de hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen en hoofdzaken van ruimtelijk beleid worden geformuleerd.
Dit is slechts een kleine greep uit de vele veranderingen die ons te wachten staan. Volgens de Minister zal de wet betekenen dat de verantwoordelijkheden voor gemeenten, provincies en rijk bij ruimtelijke ontwikkeling duidelijker geregeld zullen zijn. Voor burgers blijft volgens de Minister inspraak bestaan. Mijn eerste indruk is dat de positie van gemeenten ten opzichte van provincies en rijk zal worden verzwakt en dat burgers minder mogelijkheden krijgen om de ruimtelijke ordening in hun directe omgeving te beïnvloeden.
Op de website van de Eerste Kamer zijn het wetsvoorstel en de wetsgeschiedenis onder nummer 28916 in te zien.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.