Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De internationalisering van het bedrijfsleven heeft eraan bijgedragen dat de internationale accounting standaard IFRS voor de financiële verslaggeving is ontwikkeld. Vanaf 2005 moeten alle beursgenoteerde bedrijven binnen de EU hun geconsolideerde jaarrekening opstellen conform deze International Financial Reporting Standards (IFRS). Vanaf dezelfde datum is het niet-beursgenoteerde bedrijven in Nederland toegestaan om de jaarrekening op basis van IFRS op te stellen.
In principe zorgen de IFRS voor meer transparantie door andere waarderingsgrondslagen, zoals “Fair Value” (marktwaarde) in plaats van de boekwaarde, en uitgebreidere toelichtingen in de jaarrekening voor te schrijven. Toch is bij de implementatie al de nodige kritiek geuit door de beursgenoteerde bedrijven die het toepassen (zie een eerdere bijdrage).
Het grootste punt van kritiek is dat de nationale verslaggevingregels meer toegespitst zijn op de specifieke kenmerken van elke sector. Ook het midden- en kleinbedrijf als zodanig is een zeer specifieke sector. Er gaan echter stemmen op de IFRS ook hier toe te passen, maar het is de vraag of de IFRS (of een lichtere vorm daarvan) wel de gewenste openheid en transparantie bij het MKB zouden kunnen realiseren.
Voorstanders van de invoering van IFRS bij het MKB menen dat door de betere externe verslaggeving de prestaties van de ondernemingen zowel nationaal als internationaal beter vergelijkbaar zijn en daardoor de concurrentiepositie beter in te schatten zal zijn. Verder zullen de kapitaalverschaffers maar ook de overige stakeholders meer vertrouwen krijgen in de onderneming. Dit zal bijvoorbeeld invloed kunnen hebben op de prijs en de kwantiteit waarmee kapitaal wordt aangetrokken.
Tegenstanders vinden dat het MKB in zijn financieringsbehoefte voorziet door middel van interne financiering en bankkrediet. Er zijn dus geen beleggers die resultaten over de grenzen heen met elkaar willen vergelijken, terwijl bankiers reeds de mogelijkheid hebben om additionele eisen te stellen aan de informatieverschaffing bij de kredietverlening. Tevens zal de toepassing van IFRS het MKB onnodig confronteren met omvangrijke regelgeving en dat zal leiden tot hogere administratieve lasten. Volgens de tegenstanders zouden verslaggevingregels voor het MKB het best door de nationale regelgever kunnen worden opgesteld, omdat het MKB grotendeels opereert in het eigen land.We blijven de discussie volgen.
Stephanie Mekking is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.