Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
In een eerdere bijdrage over de implementatie van de Europese richtlijn inzake overnamebiedingen en beschermingsconstructies werd gemeld dat het wetsvoorstel van het kabinet hierover op 30 december 2005 naar de Tweede Kamer is gestuurd. De richtlijn en het daaruit voortvloeiende wetsvoorstel hebben enerzijds als doel de minderheidsaandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen bescherming te bieden en anderzijds overnames te vergemakkelijken door opheffing van beschermingsconstructies mogelijk te maken.
Het ingediende wetsvoorstel ging verder dan de richtlijn eiste van de Nederlandse wetgever. Het hield kort gezegd in dat een partij die 30% of meer van de stemrechten in handen heeft van een beursgenoteerde onderneming, verplicht is een openbaar bod op de rest van de uitstaande aandelen uit te brengen (ziehier de bescherming van de minderheidsaandeelhouders). Voorts hield het wetsvoorstel in dat een partij die na de overname tenminste 75% van de stemrechten in handen heeft, kan eisen dat eventuele beschermingsconstructies, die de over te nemen onderneming heeft opgezet, zes maanden na het openbaar bod worden opgeheven.
Al in april van dit jaar bleek dat het wetsvoorstel niet op veel steun kon rekenen in de Tweede Kamer. Het voornaamste argument daarvoor was dat andere Europese landen ook weinig deden om de binnen hun grenzen gevestigde ondernemingen te bewegen tot beperking van hun beschermingsconstructies. Waarom ongelijkheid op de Europese overnamemarkt creëren, met als gevolg dat in bepaalde lidstaten ondernemingen onbeschermd door het leven moeten, terwijl in andere lidstaten de bescherming tegen een (vijandige) overname onveranderd (hoog) blijft.
Het argument van het 'level playing field' binnen de Europese grenzen heeft er uiteindelijk toe geleid dat op 2 oktober jl. het huidige wetsvoorstel is ingetrokken.
Opvallend hierbij is dat de Tweede Kamer weinig tot geen oog heeft gehad voor de invloed die de aanbevelingen van de Commissie Tabaksblat hebben gehad op het wetsvoorstel. Ook die aanbevelingen bevatten een pleidooi voor inperking van de bestaande beschermingsmogelijkheden voor ondernemingen; een pleidooi dat blijkbaar meer indruk heeft gemaakt op de minister dan op de Tweede Kamer.
Ter afsluiting breng ik graag nog eens onder de aandacht dat het wetsvoorstel naar aanleiding van de richtlijn verder ging dan de inhoud van de richtlijn van de Nederlandse wetgever eiste. Onduidelijk is waarom men niet met een genuanceerder en meer richtlijnconform wetsvoorstel gekomen is. Het valt immers niet te ontkennen dat de richtlijn uiteindelijk zal moeten worden omgezet in nationale wetgeving en daarbij is de steun van de tweede Kamer onontbeerlijk. Het is daarom wachten op een herzien wetsvoorstel, dat wel door een meerderheid van het parlement gedragen zal worden.
Dennis Kulk is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.