Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Over de nieuwe wetgeving rond seksuele intimidatie op het werk schreven we al eerder in bijdragen van 12 april 2005, 16 september 2005 en 20 januari 2006. In dat laatste bericht meldden we dat de Tweede Kamer met het wetsvoorstel had ingestemd.
Het voorstel is inmiddels ook door de Eerste Kamer aangenomen, zoals een persbericht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bericht. Het wetsvoorstel treedt in november in werking.
De strekking van het wetsvoorstel is dat bij seksuele intimidatie op het werk de zogenaamde bewijslast (de vraag wie een stelling moet bewijzen) wordt omgedraaid. Is het normaal zo dat als iemand stelt dat iets is gebeurd, hij dat ook moet bewijzen, bij seksuele intimidatie kan dat worden omgedraaid: als de werknemer voldoende aannemelijk kan maken dat sprake is geweest van seksuele intimidatie, moet de werkgever bewijzen dat het ofwel niet is gebeurd, dan wel dat hij er als werkgever alles aan heeft gedaan seksuele intimidatie te voorkomen.
De omkering van de bewijslast geldt dus alleen in de relatie tussen werkgever en werknemer, in de vraag naar de (eventuele) aansprakelijkheid van de werkgever. Die aansprakelijkheid zou dan voortvloeien uit het verzuim van de werkgever om voor een veilige werkomgeving te zorgen. In de relatie tussen slachtoffer en dader verandert er niets: zowel voor strafrechtelijke als civielrechtelijke aansprakelijkheid van de (vermeende) dader zal het slachtoffer moeten bewijzen dat sprake is geweest van seksuele intimidatie.
Het zou mij niet verbazen als de nieuwe wet gaat leiden tot een toename van het aantal claims tegen werkgevers. Het komt nu nog vrij weinig voor dat werknemers werkgevers aansprakelijk stellen voor seksuele intimidatie op het werk, maar het zou natuurlijk best kunnen dat dit komt omdat de bewijspositie van de werknemer nu nog relatief zwak is. Die blijft zwak tegenover de dader, maar wordt dus een stuk sterker tegenover de werkgever. De kans bestaat dan ook dat werknemers die nu nog afzien van een procedure tegen hun werkgever, daar in de toekomst wel voor zullen kiezen. We zullen de uitspraken (ook) op dit terrein met belangstelling gaan volgen, en als we daarin een nieuwe trend ontwaren zullen we dat hier zeker melden.
Het devies blijft ondertussen dat het raadzaam is om als werkgever het (potentiële) probleem van seksuele intimidatie serieus te nemen, en dit probleem mee te nemen in de risico-inventarisatie die veel bedrijven toch al maken.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.