Praktijkgebieden:
MInister Remkes was “not amused” toen destijds de Voorzieningenrechter had verboden om journalisten van De Telegraaf af te luisteren. Vandaag kan hij opgelucht ademhalen, want het Gerechtshof heeft in hoger beroep anders beslist.
Wat was er aan de hand ? In januari 2006 hadden journalisten van De Telegraaf aan de AIVD laten weten dat zij in het bezit waren gekomen van bepaalde documenten, die behoren tot geheime BVD/AIVD dossiers. De informatie had betrekking op BVD-onderzoek uit de tweede helft van de jaren 90 naar de criminele organisatie rond Mink K. en naar mogelijke corruptie binnen het justitiële opsporingsapparaat. De Telegraaf heeft vervolgens hierover een aantal artikelen gepubliceerd, en de AIVD heeft aangifte gedaan van schending van staatsgeheimen. Daarbij werden de journalisten als verdachte aangemerkt. Er is een strafrechtelijk onderzoek geopend. De journalisten kwamen vervolgens in mei 2006 tpt de conclusie dat zij waren afgeluisterd en dat op andere wijze bijzondere opsporingsmethoden tegen hen waren gebruikt (telefoontaps).
Volgens het Hof staat vast dat de journalisten staatsgeheime, van AIVD afkomstige, informatie in bezit hadden. Het staat eveneens vast dat de AIVD een onderzoek is begonnen naar de journalisten. De AIVD kon echter niet bevestigen of ontkennen dat er werd afgeluisterd of dat andere opsporingsmiddelen werden ingezet. Het Hof gaat er echter van uit dat zulks wel is gebeurd, omdat de journalisten uitsluitend met elkaar hebben gesproken voorafgaande aan de publicatie en er toch een ambtsbericht was opgemaakt dat zij zouden gaan publiceren. Dat rechtvaardigt in voldoende mate het vermoeden dat bijzondere opsporingsmiddelen zijn gebruikt, hetgeen een inbreuk is op de privacy en op de vrijheid van meningsuiting en van nieuwgaring (artikelen 8 en 10 EVRM).
Een dergelijke inbreuk is slechts gerechtvaardigd indien de inbreuk is voorzien bij wet en noodzakelijk is in een democratische samenleving. Daarbij moeten proportionaliteit en subsidiariteit van de maatregelen in acht worden genomen. Wij zagen dit criterium al eerder een rol spelen bij een uitspraak van het Hof Den Haag over de woning van Hirsi Ali (klik hier). De Staat der Nederlanden kon nu echter op wat meer clementie rekenen van de rechters. Dat de inbreuk is voorzien bij wet, staat immers wel vast. Het Hof is vervolgens van mening dat de inbreuk is gerechtvaardigd in het licht van het nagestreefde doel, te weten voorkoming dat staatsgeheimen worden verspreid door het opsporen van het lek en het onderzoeken van de mogelijke gevolgen (mede voor de levens van anderen) van het verspreiden van die staatsgeheimen. Het Hof geeft daarbij wel aan dat toepassing van die bijzondere opsporingsmiddelen uiterst terughoudend moet worden toegepast. Dus op het moment dat de AIVD andere personen “in het vizier kreeg”, die niet als journalisten het beginsel van bronbescherming dienen te hanteren, had het gebruik van de bijzondere opsporingsmiddelen tegen de journalisten moeten worden beëindigd.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.