Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Volgens de nieuwe vakbond AVV (Alternatief Voor Vakbond, “behartigt de belangen van freelancers, flexwerkers en outsiders op de arbeidsmarkt”) is de kantonrechtersformule in strijd met het verbod op leeftijdsdiscriminatie.De kantonrechtersformule is de in 1996 door de Kring van Kantonrechters gegeven aanbeveling ter uniformering van ontbindingsvergoedingen, die bepaalt dat in gevallen waar geen sprake is van verwijtbaarheid, bij ontbinding van een arbeidsovereenkomst de werknemer een vergoeding meekrijgt die wordt berekend door zijn dienstjaren te vermenigvuldigen met zijn maandsalaris. Jaren gewerkt na je 40e tellen daarbij de helft zwaarder, en die na je vijftigste verjaardag tellen dubbel.
Het AVV is van mening dat deze formule discriminerend is omdat de hoogte van de ontslagvergoeding in belangrijke mate afhankelijk is van de leeftijd van de gewezen werknemer.Hoe meer dienstjaren een werknemer heeft, hoe hoger zijn vergoeding zal zijn. Een werknemer van dertig kan echter niet twintig jaar gewerkt hebben. Het AVV stelt daarom dat er sprake is van impliciete leeftijdsdiscriminatie. Het zwaarder wegen van dienstjaren naarmate iemand ouder is, is expliciete discriminatie aldus het AVV.
Volgens het AVV is dit onderscheid niet gerechtvaardigd en daarom in strijd met de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij de Arbeid. Zij heeft daarom onlangs de Commissie Gelijke behandeling verzocht hierover een oordeel te geven.
Van belang is om te constateren dat een kantonrechter niet verplicht is om de kantonrechtersformule te volgen. De kantonrechtersformule is slechts een aanbeveling die op 8 november 1996 door de Kring van Kantonrechters is vastgesteld ter uniformering van ontbindingsvergoedingen. In iedere individuele beslissing zullen kantonrechters beoordelen of, en zo ja hoe (de formule kent een correctiefactor) zij de formule toepassen.De Commissie Gelijke Behandeling oordeelt over concrete gevallen waarin iemand zich gediscrimineerd acht, en niet over het potentiële onderscheid dat het gevolg zou kunnen zijn van een aanbeveling.De vraag dringt zich dan ook op wat, zó de Commissie al een oordeel kán geven over de formule, überhaupt het gevolg kan zijn van zijn oordeel; en daarmee of hier niet in feite sprake is van een publiciteitsstunt van de AVV.
Los daarvan wil ik stil staan bij de vraag of het aantal dienstjaren als criterium wel als discriminerend is aan te merken. Een werknemer die bijvoorbeeld twintig jaar bij één en dezelfde werkgever in dienst is geweest, heeft nu eenmaal veel meer in de werkgever geïnvesteerd dan een werknemer die daar pas twee jaar werkzaam is geweest. Deze werknemer is gedurende een lang dienstverband loyaal geweest aan zijn werkgever en vindt daardoor wellicht moeilijker een nieuwe baan naarmate het dienstverband langer heeft geduurd door zijn hogere leeftijd, vaak meer specialistische kennis en hoge inkomen. Het lijkt dan ook verdedigbaar dat de werknemer met een lang dienstverband een hogere (schade)vergoeding krijgt, dan een werknemer die relatief kort in dienst is geweest bij de werkgever.
Dat geldt ook voor oudere werknemers. De kantonrechtersformule maakt onderscheid tussen drie categorieën van werknemers: werknemers van jonger dan 40 jaar, tussen de 40 en de 50 en boven de 50 jaar. Een ontbindingsvergoeding is mede te beschouwen als een vergoeding voor de te lijden schade van de gewezen werknemer door ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het is nu eenmaal de maatschappelijke realiteit dat een oudere werknemer, met name boven de 50 jaar, over het algemeen veel meer moeite zal hebben met het vinden van een nieuwe baan dan een jongere werknemer. De schade van een oudere werknemer zal naar verwachting dan ook groter zijn dan van een jonge werknemer. Het afschaffen van de richtlijn zal daaraan geen eind maken.
Het wachten is dan ook op het oordeel van de Commissie.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.