Praktijkgebieden: Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening
Bij de inwerkingtreding van de nieuwe Wro op 1 juli 2008 is een regeling voor de overdraagbaarheid van ontheffingen opgenomen. Vergelijkbare regels bestonden niet onder de oude WRO voor de daarin neergelegde vrijstellingen. Daardoor was het destijds onduidelijk of en op welke wijze een oude WRO-vrijstelling kon worden overgedragen aan de koper van uw huis of aan de nieuwe rechtspersoon door de overname van het bedrijf.
De zogenaamde oude “binnenplanse vrijstelling” van artikel 15 WRO is als ontheffing teruggekeerd in artikel 3.6 lid 1 sub c Wro. Een voorbeeld van zo’n ontheffing is de situatie waarin volgens het bestemmingsplan een aanbouw een schuin dak moet hebben, maar dat op grond van een in dat plan opgenomen ontheffing ook een plat dak kan worden geplaatst. Daarnaast is de artikel 19 lid 3 WRO vrijstelling, een van de zogeheten “buitenplanse vrijstellingen”, in de nieuwe Wro opgenomen in artikel 3.23 Wro. Een voorbeeld van zo’n ontheffing is bijvoorbeeld het uitbreiden van of het bouwen van een bijgebouw bij een woning. Van deze ontheffingen moet worden onderscheiden het projectbesluit, dat in de plaats is gekomen van de artikel 19 lid 1 WRO-vrijstelling.
Voor genoemde twee ontheffingen zijn in het nieuwe Wro expliciet regels opgenomen omtrent hun overdraagbaarheid. Deze zijn uiteindelijk neergelegd in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) die tegelijkertijd met de nieuwe Wro inwerking is getreden. Artikel 3.4.1 Bro (binnenplanse ontheffing) en artikel 4.2.1. Bro (buitenplanse ontheffing) stellen dat de ontheffingen overdraagbaar zijn, maar in het geval van de buitenplanse ontheffing wordt hieraan toegevoegd “voorzover een wettelijke regeling zich niet tegen de overdraagbaarheid verzet”. Ter uitwerking van een dergelijke overdracht is bepaald dat B&W de ontheffing kan overschrijven op de naam van de rechtsverkrijgende door middel van een aanvraag van diegene op wiens naam de ontheffing is gesteld of op aanvraag van zijn rechtsverkrijgende. Op de afhandeling van een dergelijke aanvraag is de Awb van toepassing.
Deze nieuwe regelgeving sluit aan bij de reeds bestaande regelgeving voor de overdraagbaarheid van een bouwvergunning op basis van de Bouwverordening. Hierin is bepaald dat na een daartoe strekkend verzoek van één van beide partijen, B&W de tenaamstelling van de vergunning wordt gewijzigd waardoor de vergunning gaat gelden voor de rechtsverkrijgende.
Conclusie: de nieuwe Wro geeft meer duidelijkheid over de regels voor de overdraagbaarheid van de binnenplanse en buitenplanse ontheffing. Dit vormt de voor de rechtsverkrijgende een verbetering van zijn rechtszekerheid.
Stephanie Mekking is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.