Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Menig werkgever zal zijn wenkbrauwen hebben opgetrokken toen eind verleden week in de krant verscheen dat een werkgever op moest draaien voor een boete die een van zijn werknemers had gekregen voor te hard rijden. Wat was er aan de hand?
Een medewerker van de afdeling Transport van TPG had (iets) te hard gereden. Omdat hij reed in een auto van TPG, kreeg TPG de boete. Die verhaalde de boete op de werknemer. De werknemer vond dat niet terecht: hij stelde dat hij instructies had om tijdig zaken af te leveren, en dat het dus eigenlijk de schuld was van de werkgever dat hij te hard reed. Hij eiste het verrekende boetebedrag terug. Het Hof Den Haag gaf hem in een uitspraak van 12 mei jl. gelijk. De vraag of het de schuld van de werkgever was dat de werknemer te hard had gereden speelde daarbij overigens geen rol. Wat wel?
Een werknemer is volgens de wet alleen dan aansprakelijk voor schade die hij aan zijn werkgever toebrengt, als die schade het gevolg is van opzet of grove schuld. Een verkeersboete die aan de werkgever wordt opgelegd (al dan niet door tussenkomst van een leasemaatschappij) valt onder zulke schade, en dus kan de werkgever die boete alleen verhalen als van opzet of grove schuld sprake is.
Nu zou je zeggen: te hard rijden is altijd een gevolg van opzet of grove schuld. Zo eenvoudig ligt het echter niet. Het begrip “opzet of grove schuld” wordt, als het gaat om aansprakelijkheid van een werknemer tegenover zijn werkgever, erg beperkt uitgelegd. En iets te hard rijden, zo zegt het Hof, komt nu eenmaal wel eens voor. Het Hof hanteert daarbij een grens van 10 km/uur. Harder dan dat, zo oordeelt het Hof, zal in de regel wél opzet of grove schuld zijn. Een boete die de werknemer had gekregen omdat hij 61 km reed waar hij 50 mocht rijden, kreeg hij dan ook niet terug. Voor de rest moest de werkgever alle ten onrechte ingehouden boetes terugetalen, ook aan de andere werknemers van de afdeling.
Wat te doen? Het Hof geeft daar zelf al wel een voorschot op. In de zaak kwam een bedrijfsregeling ter sprake die inhoudt dat de eerste drie (geringe) snelheidsovertredingen in een bepaalde periode betaald worden door de werkgever, en dat de verdere boetes voor de werknemer zijn. Het Hof vond dat zo'n regeling kon: als een werknemer vaker een boete kreeg, was het redelijk dat hij beter op zijn rijgedrag zou gaan letten. Zo'n bepaling heeft dus zeker zin. Verder zal een werkgever naar mijn mening niet kunnen opdraaien voor boetes die buiten werktijd worden opgelopen: de beperkte aansprakelijkheid van de werknemer geldt alleen “bij de uitvoering van de overeenkomst”, en dus niet bij privé-gebruik van de auto. Het is overigens wel aan te bevelen dit met zoveel woorden in de autoregeling op te nemen.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.