Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Voor bouwwerkzaamheden is in de regel een bouwvergunning vereist. In de regel, want gewoon onderhoud of werkzaamheden ter uitvoering van een aanschrijving van de gemeente mogen, zolang het niet om een monument of beschermd stadsgezicht gaat, zonder bouwvergunning worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor bouwwerkzaamheden van beperkte betekenis. In het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken is precies vastgelegd welke bouwwerkzaamheden van dusdanige beperkte betekenis zijn, dat deze zonder voorafgaande goedkeuring van de gemeente kunnen worden verricht.
Voor elk type bouwwerk, bijvoorbeeld voor een aanbouw aan een woning, is in dat geval bepaald aan welke criteria moet worden voldaan. Denk bij een aanbouw bijvoorbeeld aan de hoogte, diepte en situering van deze aanbouw. Soms kan, wanneer aan een bepaald criterium niet is voldaan, worden volstaan met een zogenoemde lichte bouwvergunning. Het verschil met een reguliere bouwvergunning is dat een licht-bouwvergunningplichtig bouwwerk aan minder eisen wordt getoetst, en er derhalve ook minder weigeringsgronden bestaan.
Omdat een bouwvergunningsvrij bouwwerk niet aan voorafgaande toetsing door de gemeente is onderworpen, wordt dit dus ook niet aan het bestemmingsplan getoetst. Eventuele bouwvoorschriften uit een bestemmingsplan zijn dan dus niet op het bouwwerk van toepassing. Mag een tuin volgens die bouwvoorschriften bijvoorbeeld maar voor 50% worden bebouwd, dan kan een vergunningvrije aanbouw waarmee die 50% wordt overschreden toch worden gebouwd. Mede hierom is het regelmatig interessant om te weten welke uitbreidingsmogelijkheden er op basis van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken bestaan.
Voor aan- en uitbouwen, maar ook voor bijgebouwen bij woningen verlangt genoemd Besluit dat de bebouwing strekt tot vergroting van het woongenot. Bij een aan- of uitbouw bij een woning is dat natuurlijk snel vastgesteld. Maar hoe zit dat met bijgebouwen, bijvoorbeeld bergingen?
De rechtbank Den Haag oordeelde op 10 mei 2005 dat de gewenste buitenbergingen niet dienden ter vergroting van het woongenot, en dat er daarom van vergunningvrij bouwen geen sprake kon zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak corrigeerde dit in een uitspraak van 19 april 2006, en verwijst daarbij naar de toelichting op het Besluit. Hierin wordt overwogen “Met dat laatste wordt bedoeld dat het gebruik direct gerelateerd moet zijn aan de woonfunctie. Dat betekent dat er geen gebruik mag worden gerealiseerd dat zich niet verhoudt met de gebruikelijke woonbestemming.” Het begrip dient derhalve naar objectieve maatstaven te worden uitgelegd, aldus de Afdeling. Omdat er in het voorliggende geval ging om buitenbergingen die blijkens het bestreden besluit werden opgericht om een oplossing te bieden voor het tekort aan bergruimte in de woningen, is volgens de Afdeling sprake van gebruik dat direct is gerelateerd aan de functie wonen. Voor de betreffende bergingen gold echter dat zij niet tevens aan de andere vereisten van het Besluit voldeden, zodat de eindconclusie van de rechtbank, inhoudende dat er van bouwvergunningsvrij bouwen geen sprake was, toch overeind bleef.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.