Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Op 3 mei 2006 deed de Rechtbank Utrecht uitspraak in een zaak die een vrouw had aangespannen tegen verzekeraar Movir. De vrouw had bij Movir een verzekering afgesloten tegen arbeidsongeschiktheid. Zij had een zogenaamde langlopende (L-) verzekering. Voor dergelijke verzekeringen voorzien de algemene voorwaarden van Movir in een extra dekking: een zwangerschapsuitkering. Deze is als volgt geformuleerd:
“De vrouwelijke verzekerde heeft in verband met haar bevalling recht op een aanvulling op de zwangerschapsuitkering die zij uit hoofde van de sociale verzekeringswetgeving ontvangt, mits zij ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering bij Movir is verzekerd.”
De vrouw was uitgerekend te bevallen op 24 juni 2004. Movir weigerde een zwangerschapsuitkering te betalen omdat de vrouw op die datum nog niet twee jaar aaneengesloten bij Movir verzekerd was. De vrouw heeft de Rechtbank Utrecht gevraagd om Movir te veroordelen om haar de uitkering alsnog te verstrekken. Zij vond de voorwaarde dat zij voorafgaand aan de bevalling twee jaar aaneengesloten bij Movir verzekerd moest zijn, in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling.
De rechtbank stelt de vrouw in het ongelijk. Zij overweegt allereerst dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de extra zwangerschapsdekking afzonderlijk moeten worden bezien. Iedere verzekerde is onder dezelfde voorwaarden verzekerd voor de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Voorzover zwangerschap op enig moment als arbeidsongeschiktheid kan worden gekwalificeerd, bestaat het recht op een uitkering ook daarvoor. In zoverre wordt er dus geen onderscheid tussen verzekerden gemaakt.
Onder bepaalde voorwaarden geldt er een extra dekking die recht geeft op een zwangerschapsuitkering. De rechtbank overweegt dat het risico van zwangerschap zich alleen bij vrouwen voordoet. Dat betekent dat toepassing van de voorwaarden voor de extra dekking uitsluitend vrouwen kan treffen. Voor zover er daarbij dus onderscheid zou worden gemaakt, kan dit onderscheid alleen tussen vrouwen onderling gelden: vrouwen die wèl en vrouwen die nog niet twee jaar voorafgaand aan de uitgerekende datum verzekerd waren.
De rechtbank komt tot de conclusie dat Movir geen verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt. Overigens had Movir aangegeven dat zij de voorwaarde van een minimale verzekering van twee jaar had gesteld om misbruik van de zwangerschapsuitkering te voorkomen.
Het vonnis van de Rechtbank Utrecht kan hier worden geraadpleegd.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.