Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Het eerste gedeelte van het pakket wijzigingen van de Werkloosheidswet (WW), waarover wij in de bijdrage van 25 april 2005 al schreven, is door de Eerste Kamer aangenomen en zal per 1 april aanstaande in werking treden. Het betreft een aan-scherping van de zogenaamde wekeneis. Werknemers die na 1 april 2006 werkloos worden, komen alleen in aanmerking voor een WW-uitkering, indien zij van de voorafgaande 36 weken 26 weken hebben gewerkt. Momenteel is de eis 26 weken van de 39 weken. Voor artiesten, filmmedewerkers en musici geldt een uitzonde-ring. Zij moeten 16 van de 39 weken hebben gewerkt. Voor seizoensarbeiders is de uitzondering komen te vervallen.
Aangezien de WW tevens als het ware is geïncorporeerd in de WIA, die voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten zowel het arbeidsongeschiktheidsrisico als het werkloosheidsrisico verzekert, wordt ook de WIA gewijzigd. Deze wijziging treedt pas per 1 mei 2007 in werking.
Het wetsvoorstel met de overige wijzigingen van de Werkloosheidswet, waaronder de verkorting duur van de WW-uitkering (van vijf jaar naar drie jaar en twee maanden), is op 7 februari jl. door de Tweede Kamer aangenomen. Momenteel buigt de Eerste Kamer zich over het wetsvoorstel. De stukken zijn in te zien op de overzichtelijke website van de Eerste Kamer www.eerstekamer.nl. Beoogd wordt dat deze overige wijzigingen per 1 oktober 2006 in werking treden.
Uit de Memorie van Antwoord van 17 maart jl. behorende bij het wetsvoorstel blijkt dat de Minister na wijzigingen van het wetsvoorstel nog lang niet klaar is met de hervormingen. In mei zal een advies over sociaal-economisch beleid door de SER advies worden uitgebracht over onder meer de ontslagvergoedingenpraktijk en op verzoek van de Tweede Kamer over de verruiming van het onmisbaarheidscriterium. Dit criterium kan nu reeds worden toegepast in een situatie waarin op basis van het afspiegelingsbeginsel (geldt per 1 maart jl., zie onze bijdrage 9 december 2005) een werknemer voor ontslag moet worden voorgedragen, die onmisbaar is voor de organisatie. Bij een verruiming van het onmisbaarheidscriterium zou toepassing ook mogelijk zijn voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt beter functioneert dan de werknemer die op grond van dat beginsel niet in aanmerking komt. Wij zijn benieuwd hoe de SER tegen een dergelijke verrui-ming aankijkt. De verruiming gaat de richting op van een kwaliteitstoets, die verkapte “opschoning” van het personeelsbestand in de hand zou kunnen werken.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.