Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In flexibele arbeidsovereenkomsten wordt vaak opgenomen dat de vergoeding voor op te nemen vakantie (het loon tijdens vakantie, dus niet de vakantietoeslag) in het uurloon zit. Tijdens vakantie wordt dan niet apart uitbetaald. In een recente uitspraak heeft het Hof van Justitie van de EG bepaald dat dit in strijd is met de (Europese) arbeidstijdenrichtlijn.
Het Hof heeft uigesproken dat het doel van de richtlijn is dat werknemers met vakantie kunnen en in die periode loon ontvangen alsof ze gewoon werken. Door de betaling voor de vakantie direct in het uurloon toe doen worden werknemers (wellicht) ontmoedigd om vakantie te nemen, en dat werkt de doelstelling van de richtlijn tegen: bevorderen dat werknemers gedurende de vastgestelde periode per jaar rust nemen.
Het systeem waarbij de loondoorbetaling tijdens vakantie direct in het uurloon wordt gedaan wordt veel toegepast, omdat dit administratief eenvoudiger is. De aanspraak op vakantie is namelijk afhankelijk van de hoeveelheid uren die een werknemer werkt, en die hoeveelheid staat bij flexibele contracten natuurlijk niet tevoren vast.
De uitspraak is gedaan in een zaak die was aangespannen door vier Britse werknemers, en in Engeland is de situatie wel iets anders dan in Nederland: het Engelse recht kent de expliciete bepaling dat “rolled up holiday pay” zoals het daar wordt genoemd, het recht op een doorbetaalde vakantie opzij zet. Het Hof heeft uitgemaakt dat die bepaling in strijd is met Europees recht. Zo'n bepaling kennen wij niet, maar de uitspraak is op zich ook voor ons relevant.
Reden tot paniek? Nee. De (oproep)werknemer heeft mogelijk een aanspraak op betaling over een periode waarin hij niet hoeft te werken, maar daar staat tegenover dat de werkgever daarmee het extra betaalde geld (namelijk: de opslag op het uurloon die voor de betaalde vakantie was bedoeld) kan verrekenen. Per saldo heeft de werknemer dus geen vordering. De werkgever zal dan wel moeten kunnen aantonen dát hij dat extra geld heeft betaald, en ergens zal dat dus uit moeten blijken: (liefst) de loonstrook, en anders uit de overeenkomst. Op zich dus wel aanleiding nog eens te kijken hoe duidelijk de afspraken hierover zijn, en om die – als dat nodig is – nog eens duidelijk(er) te maken.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.