Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In vervolg op mijn eerdere bijdrage van deze week over het concurrentiebeding, waarin ik heb aangegeven dat ook zonder een concurrentiebeding een werknemer onrechtmatig jegens een werkgever kan handelen, wil ik nu ingaan op het effect van een functiewijziging op een in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding.
Een concurrentiebeding beperkt de werknemer in zijn (grond)recht om na het einde van zijn dienstbetrekking werkzaam te zijn op de wijze die hem goeddunkt en treft hem dus in een groot belang. Aan het van toepassing zijn van een dergelijk beding worden dan ook, zoals we al vaststelden, strenge voorwaarden gesteld.Dit is iets om rekening mee te houden bij een functiewijziging.
Waneer de functie van de werknemer wijzigt, dient namelijk vaak een nieuw concurrentiebeding te worden overeengekomen. Dit is het geval wanneer er sprake is van een functiewijziging die ertoe leidt dat het concurrentiebeding extra beperkend zou worden voor de werknemer bij het vinden van een nieuwe baan.
Een recent voorbeeld van deze regel is een uitspraak van het Hof Den Haag van 11 november 2005. Het betrof een vertegenwoordiger in horloges. Bij zijn indiensttreding in 2000 was een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst opgenomen. In september 2003 werd de werknemer tevens verantwoordelijk voor de verkoop van sieraden. Er werd geen nieuw concurrentiebeding overeengekomen. De werknemer vertrok en ging werken bij een concurrent. Daarop deed de werkgever een beroep op het concurrentiebeding.Het Hof was van oordeel dat de functiewijziging per september 2003 van zo ingrijpende aard was dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder op de werknemer was gaan drukken. Hij mocht nu immers na vertrek bij deze werkgever niet alleen geen horloges meer verkopen, maar óók geen sieraden, waardoor het aanzienlijk moeilijker voor hem was geworden een andere werkkring te vinden. De werkgever kon daarom op het in 2000 overeengekomen beding geen beroep meer doen.
Anders liep het in de zaak die leidde tot een uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 3 februari 2006. Hier betrof het een werknemer die was begonnen als Implementation Manager, maar later werkzaam werd als Business consultant. De werknemer bleek na het einde van zijn dienstverband werkzaamheden te verrichten in strijd met het concurrentiebeding dat bij zijn indiensttreden was overeengekomen, waarop de werkgever een beroep deed op dit beding. De werknemer voerde aan dat het concurrentiebeding zijn kracht had verloren, omdat het niet opnieuw was overeengekomen bij zijn functiewijziging.De rechtbank oordeelde echter in zijn nadeel. Weliswaar had de werknemer in zijn functie als consultant meer contact met klanten en verschilden de recente werkzaamheden van die van zijn eerdere werkzaamheden, maar hieruit kon volgens de rechtbank niet de conclusie worden getrokken dat de functie zodanig was gewijzigd dat het concurrentiebeding een zwaardere inbreuk maakte op de mogelijkheden van de werknemer om na het eindigen van de arbeidsovereenkomst elders werk te vinden.Ook de salarisverhoging die hij had ontvangen was niet van zodanige aard dat hieruit was af te leiden dat de functie van de werknemer aanmerkelijk zwaarder was geworden. De rechter oordeelde dat de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de werknemer in de periode 2000 tot 2005 paste binnen het normale verloop van een dienstbetrekking.
Deze werkgever kwam derhalve met de schrik vrij. Het had ook anders kunnen lopen. De beoordeling van dit soort zaken is uiterst feitelijk. Het is dan ook voor de werkgever het meest verstandig, om een nieuw concurrentiebeding (schriftelijk!) overeen te komen bij iedere functiewijziging. Dit kan lastig zijn omdat de functiewijziging als zodanig meestal niet schriftelijk wordt vastgelegd. Toch kan het veel problemen voorkomen.
Michel Visser is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.