Praktijkgebieden: Vastgoed
Bij het Duitse Bundesverfassungsgericht, de Duitse rechter die aan de Duitse Grondwet toetst, loopt een procedure over de vraag of onroerende zaaksbelasting (OZB) wel in overeenstemming is met de Duitse Grondwet.
Er wordt bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de OZB ten aanzien van onroerende zaken die door hun eigenaren en hun families bewoond worden (een omslachtige omschrijving van de eigen woning). De eigenaren zijn van mening dat de eigendomsgarantie die Artikel 14 van de Duitse Grondwet hen geeft, eraan in de weg staat, dat de wetgever belasting heft over bestanddelen die behoren tot het voor persoonlijk gebruik bestemde vermogen.
Zij doen een beroep op een uitspraak van het Bundesverfassungsgericht uit 1995 waarin is geoordeeld dat pure vermogensbelasting in strijd met de Duitse Grondwet is. met andere woorden; het enkele feit dat je vermogen hebt (blote eigendom), mag niet worden belast.
De redenering bij het Bundesverfassungsgericht is nu, dat de woning van de belastingplichtige hem niet ter beschikking staat als bron van inkomsten, al zou hij het willen. Als er dan toch belasting wordt geheven, wordt dus wel degelijk de blote eigendom belast. De klagers zijn dus van mening dat de OZB feitelijk een jaarlijks terugkerende trapsgewijze onteigening is, omdat opbrengst uit de woning slechts een theoretisch karakter heeft zolang de woning voor eigen gebruik wordt benut.
Voor de huizenbezitters onder ons is dit natuurlijk een interessante gedachte, maar er zijn voor de Nederlandse situatie wel wat kanttekeningen bij te plaatsen. Ik noem er niet limitatief een paar. De redenering leidt ertoe, dat op het moment van verkoop van de eigen woning wel zou moeten worden afgerekend en er dus een percentage van de overwaarde zou moeten worden afgedragen. Ook kent Duitsland de befaamde Nederlandse hypotheekrenteaftrek niet, en niet in de laatste plaats mag in Nederland niet aan de Grondwet worden getoetst, hoewel ook hier de eigendom van burgers (in beginsel) grondwettelijke bescherming geniet.
Wanneer het Bundesverfassungsgericht uitspraak doet is nog niet bekend.
Daan Timmerman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vastgoed.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.