Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Al in 2004 berichtten wij over de modernisering van het ondernemingsrecht die door de minister van Justitie werd ingezet. Onderdeel daarvan vormt een algehele herziening van het personenvennootschapsrecht. Het wetsvoorstel daartoe bereikte begin 2005 de Eerste Kamer na ruim twee jaar behandeling in de Tweede Kamer. Op dit moment is het wachten op een antwoord van de minster op vragen van Eerste-Kamerleden; daarna zal het wetsvoorstel plenair worden behandeld. Verwachtingen over de inwerkingtreding van de wet zijn al verschillende keren bijgesteld. Met name vragen rond het overgangsrecht kunnen het proces nog geruime tijd vertragen.
Het wetsvoorstel maakt een einde aan onze huidige maatschap en vennootschap onder firma (vof). In de plaats daarvan zullen een veel beperktere maatschap, een openbare vennootschap (ov) en een openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid (ovr) worden gecreëerd. Vooral de laatste vorm is bijzonder. Op dit moment kennen de Nederlandse personenvennootschappen geen rechtspersoonlijkheid. De maten of vennoten handelen op eigen naam en het vermogen van de vennootschap behoort formeel aan hen toe. De vennoten zullen straks zelf voor rechtspersoonlijkheid kunnen kiezen. Ook een commanditaire vennootschap (cv) blijft mogelijk. Het voorstel biedt verder een wettelijke basis voor continuïteit van de vennootschap in geval van toe- en uittreden van vennoten en de mogelijkheid om een ovr om te zetten in een B.V.
In tegenstelling tot wat geldt voor de B.V. en de N.V., beperkt een eventuele keuze voor rechtspersoonlijkheid van de openbare vennootschap de aansprakelijkheid van de vennoten niet. Op dit moment zijn (in zijn algemeenheid) de maten voor verbintenissen van de maatschap voor gelijke delen aansprakelijk en de vennoten voor verbintenissen van de vof (en beherend vennoten voor die van de cv) hoofdelijk, dus ieder voor het geheel. Als het wetsvoorstel tot wet wordt verheven, zullen de maten voor de verbintenissen van de maatschap voor gelijke delen aansprakelijk zijn en de vennoten voor die van de openbare vennootschap (met of zonder rechtspersoonlijkheid) hoofdelijk. Op het eerste gezicht lijkt hier dus geen verandering op te treden. Het verschil zit hem evenwel in de huidige en de nieuwe maatschapsvorm. Op dit moment zijn de personenvennootschappen die een vrij beroep uitoefenen maatschap. Voorbeelden van vrije beroepen zijn de advocaat, notaris en huisarts. De vennootschappen die een bedrijf uitoefenen (alle niet-vrije beroepsbeoefenaars) zijn vof. Straks zullen alleen nog vennootschappen die niet in de openbaarheid treden maatschap heten; alle andere zullen openbare vennootschap zijn. Veel (vaak grote) samenwerkingsverbanden die nu nog de vorm van maatschap hebben, zullen straks dus openbare vennootschap zijn. Als zij niets doen, zal dat mogelijk hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten tot gevolg hebben.
In hoeverre bestaande maatschappen, vof’s en cv’s met de op handen zijnde wijzigingen rekening moeten houden, zal voor een groot deel afhangen van het overgangsrecht. Het wetsvoorstel waarin het overgangsrecht zal zijn opgenomen, moet nog aan het wetgevingsproces beginnen. Wij houden u op de hoogte.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.