Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Uit een uitspraak van 11 november 2005 van de Hoge Raad komt weer eens naar voren hoe belangrijk het is voor een werkgever duidelijk te maken aan de werknemer dat deze werkt met gevaarlijke machines en hoe daarmee dient te worden omgegaan.
In deze uitspraak betrof het een productiemedewerker welke in de uitoefening van zijn werkzaamheden letsel heeft opgelopen door een ongeval met een inpakmachine. De werknemer verloor drie vingertoppen van zijn linkerhand toen hij een storing in de machine wilde verhelpen door het met zijn hand in de machine grijpen waarna het persmechanisme in de machine de vingertoppen bewerkte.
Over het algemeen geldt voor de werkgeversaansprakelijkheid het volgende:Uitgangspunt is dat de werkgever die maatregelen moet nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt. Schiet de werkgever tekort in die zorgplicht dan is hij jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die deze in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. Die schadeplichtigheid komt te vervallen indien de werkgever aantoont (bewijslast = bewijsrisico) dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of indien hij aantoont dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekloosheid van de werknemer.
Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verlangd hangt af van de omstandigheden van het geval.
De zorgplicht van de werkgever heeft onder andere betrekking op de lokalen waar de werknemer werkzaam is, maar ook de machines waar deze mee werkt. Bij het werken met machines in het bijzonder neemt de Hoge Raad in haar beoordeling het ervaringsfeit mee dat, door de dagelijkse omgang met machines, de gebruiker van deze machine niet meer alle voorzichtigheid in acht zal nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is.Een werkgever zal dus goed in de gaten moeten houden dat de werknemer bewust is van bepaalde gevaren. Denk bijvoorbeeld aan de veiligheidsbril of andersoortige bescherming, welke na vele jaren werken met een gevaarlijke machine door de werknemer wordt afgedaan, omdat nog nooit iets ernstig is voorgekomen. Er is echter een probleem als dan daadwerkelijk iets gebeurt.De werkgever die dit ziet dient daar de werknemer op te wijzen. Indien de werkgever dit niet doet is de kans groot dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade.
De Hoge Raad neemt overigens als uitgangspunt dat de wet (artikel 6:258 BW, dit artikel regelt de werkgeversaansprakelijkheid in geval van schade aan de werknemer) geen absolute waarborg is voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Wel dient de werkgever die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Hieruit kan onder meer voortvloeien dat de werkgever dient te onderzoeken of afdoende preventieve maatregelen mogelijk zijn dan wel of een veiliger werking van de machine mogelijk is en, als dit niet mogelijk is, of op voldoende wijze voor het gevaar kan worden gewaarschuwd.
Zoals aangegeven zijn uitzonderingen mogelijk voor wat betreft de aansprakelijkheid van de werkgever in geval van bewuste roekeloosheid van de werknemer en opzet van de werknemer. Een voorbeeld van bewuste roekeloosheid wordt gegeven in een uitspraak van de kantonrechter te Dordrecht. Een werknemer was aan een hijskraan gaan hangen met de bedoeling om zich vanaf een steigerbouwsel een stukje mee omhoog te laten hijsen. Dit zonder dat dit overigens nodig was. Door een ongelukkige bries ging er echter iets fout, waardoor de werknemer niet meer terugkon en moest blijven hangen totdat de werknemer op een hoogte van meer dan 10 meter moest loslaten. De werknemer heeft de werkgever aangesproken tot het betalen van schadevergoeding uit hoofde van niet in achtneming van zijn zorgplicht jegens de werknemer. De rechter vond echter dat de zorgverplichting van de werkgever niet zo ver ging, sprake was van bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Hier dient tot slot de kanttekening te worden geplaatst dat voor de beoordeling van schending van de zorgplicht door de werkgever niet relevant is dat de werknemer mede schuldig is aan het ontstaan van een ongeval. In artikel 7:658 BW zijn de bewoordingen opgenomen dat de schade het gevolg moet zijn van opzet of bewuste roekeloosheid. Dit is iets anders dan medeschuld van de werknemer.
Michel Visser is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.