icon

Verschuiving bewijslast bij seksuele intimidatie: het vervolg

De Tweede Kamer heeft ingestemd met de nieuwe regels over seksuele intimidatie. Beter gezegd: met de voorgestelde wijziging van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen, waarin regels zijn gesteld over de bewijslast bij seksuele intimidatie. Wij schreven daarover al eerder op 16 september 2005.

De wetswijziging brengt seksuele intimidatie onder de regels van de gelijke behandeling, en onder het verbod op het maken van onderscheid naar (in dit geval) geslacht. Praktisch gezien betekent dit, dat de regels voor bewijslast die al golden bij verboden onderscheid (kort gezegd: als een werknemer stelt dat de werkgever discrimineert naar geslacht en dat voldoende aannemelijk maakt, moet de werkgever bewijzen dat het niet zo is). Als een werknemer stelt dat hij of zij het slachtoffer is van seksuele intimidatie, zal de werkgever dus moeten aantonen voldoende maatregelen te hebben genomen om seksuele intimidatie tegen te gaan.

Slachtoffers van seksuele intimidatie zijn, zo wordt algemeen aangenomen, meestal vrouwen. Voorvechters van emancipatie hebben in de pers de nieuwe regels aangehaald als een belangrijke stap in het versterken van de positie van de slachtoffers. Het is de vraag of dat zo is. Het slachtoffer moet nog steeds aannemelijk maken dat van seksuele intimidatie sprake is, wat niet altijd eenvoudig zal zijn; de feiten waaruit het vermoeden blijkt moeten wel vast komen te staan. Dat betekent dat als de werkgever die feiten voldoende kan betwisten, er nog steeds een belangrijke bewijslast bij de werknemer ligt. Bovendien: het gaat hier om de positie van de werknemer ten opzichte van de werkgever, die maatregelen moet nemen om in zijn bedrijf seksuele intimidatie tegen te gaan. Het gaat niet om de relatie tussen de persoon die geïntimideerd is ten opzichte van de (gestelde) dader.

Het werkelijke belang van de wet ligt dan ook naar mijn mening in de gedachte die daaraan ten grondslag ligt: werkgevers moeten zich bewust zijn van de risico's van seksuele intimidatie en daar op anticiperen, net als op de andere risico's binnen het bedrijf. Of dat betekent dat werkgevers direct aansprakelijk zijn voor schade die werknemers – ontegenzeggelijk – lijden bij seksuele intimidatie blijft nog even de vraag. Dat moet werkgevers er uiteraard niet van weerhouden zich hierin te verdiepen – voor zover ze dat niet al doen.


Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Verschuiving bewijslast bij seksuele intimidatie: het vervolg

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief