Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Met ingang van 1 januari 2006 is een groot deel van de Wet financiële dienstverlening (Wfd) in werking getreden en de uitwerking daarvan in het Besluit financiële dienstverlening (Bfd). De inwerkingtreding van de verschillende verplichtingen vindt gefaseerd plaats. De Wfd introduceert regels voor financiële dienstverleners over hoe zij zich tegenover consumenten dienen te gedragen. De Wfd geldt voor alle financiële dienstverleners, zoals aanbieders, bemiddelaars en specifieke adviseurs, en voor alle financiële producten: betaal- en spaarrekeningen, elektronisch geld, hypotheken, consumptief krediet, effecten, beleggingsobjecten, verzekeringen en combinaties van deze producten, zoals bijvoorbeeld een beleggingshypotheek. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de naleving van de Wfd.
Door de inwerkingtreding van de Wfd is het voor financiële dienstverleners verplicht om een vergunning aan te vragen bij de AFM. Deze dient voor 1 februari a.s. te worden aangevraagd. Financiële dienstverleners die tijdig een vergunning aanvragen kunnen hun werkzaamheden in ieder geval voortzetten tot er is besloten over het verlenen van de vergunning. Financiële dienstverleners die geen aanvraag doen moeten hun activiteiten na 31 januari a.s. neerleggen. Banken en verzekeraars hoeven geen vergunning aan te vragen, omdat zij al een vergunningsplicht hebben vanuit andere toezichtwetten. Ook is er een vrijstelling voor een specifiek omschreven groep, waaronder reisorganisaties die naast vakanties ook reis- en annuleringsverzekeringen aanbieden. Op de websites van de AFM (www.afm.nl) en de Stichting financiële dienstverlening (www.stfd.nl) is meer informatie te vinden over het aanvragen van de vergunning.
De Wfd bevat voorts bepalingen met betrekking tot informatieverstrekking, zoals bijvoorbeeld niet-misleidende reclame en zorgvuldige advisering. Ook legt de Wfd vast aan welke kwaliteitskenmerken de financiële dienstverlener zelf moet voldoen. De financiële dienstverlener moet deskundig en betrouwbaar zijn.
Het doel van de wet is allereerst consumentenbescherming. Deze bescherming is nodig vanwege de risico's die vaak verbonden zijn aan de aanschaf van financiële producten. Voorts is de wet ingevoerd om het vertrouwen van consumenten in financiële markten te vergroten. Als het vertrouwen van de consument in de financiële markten vermindert, heeft dat een negatief effect op de hele economie. Het is in ieder geval te hopen dat door deze nieuwe wet in de toekomst procedures als die over effecten lease niet meer hoeven plaats te vinden. Over dergelijke procedures werd in eerdere bijlagen al geschreven. U kunt die bijdragen vinden onder de rubriek “Bankrecht” in de rechterkolom van onze weblog.
Leonore Karsdorp is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.