Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
In onze bijdrage d.d. 21 december 2005 blikten wij terug op de effectenlease-verwikkelingen in 2005, en deden een voorzichtige voorspelling omtrent het toenemen van collectieve procedures. De inkt van onze voorspellingen was nog niet droog, of de rechtbank Utrecht heeft uitspraak gedaan in een nieuwe collectieve actie tegen het Sprintplan van Spaarbeleg.
De procedure was ingesteld door de Vereniging Consument & Geldzaken. Zij vorderde in een collectieve procedure op diverse gronden dat het Sprintplan nietig c.q. vernietigbaar werd geoordeeld, dat het Sprintplan onder de Wet Consumentenkrediet (Wck) valt, dat sprake was van misleidende reclame, dat sprake was van dwaling, dat sprake was van een onrechtmatige daad, dat sprake was van een oterekenbare tekortkoming en dat Spaarbeleg moetst worden veroordeeld tot schadevergoeding aan alle deelnemers. Enfin, de lijst van dergelijke stellingen is inmiddels wel bekend.
Op veel punten bevat de uitspraak weinig nieuws. De rechtbank bevestigt maar weer eens dat bepaalde vorderingen wel collectief kunnen worden ingesteld, maar dat vorderingen zoals dwaling en schadvergoeding in een individuele procedure moeten worden bepaald. De rechtbank herhaalt ook dat geen sprake was van misleidende informatie, omdat een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument uit het geheel van informatie voldoende had kunnen begrijpen over de op hem rustende verplichtingen.
Uit het vervolg van de uitspraak blijkt echter dat het oordeel dat de informatie niet misleidend is, niet leidt tot het oordeel dat ook daadwerkelijk voldoende was geïnformeerd. De rechtbank oordeelt immers wederom dat Spaarbeleg onrechtmatig heeft gehandeld jegens de deelnemers door in het geheel geen informatie in te winnen over de financiële positie van potentiële deelnemers. In dat verband is volgens de rechtbank mede relevant dat weliswaar informatie aanwezig was in de documentatie (die dus niet misleidend was) maar dat deze informatie zodanig was verspreid dat enkele denkstappen nodig waren om deze te begrijpen. Spaarbeleg had moeten nagaan of de potentiële deelnemer deze denkstappen ook daadwerkelijk had gemaakt. De schade die Spaarbeleg moet vergoeden, zal echter steeds in een individuele procedure moeten worden bepaald.
Tot zover eigenlijk niets nieuws onder de zon, behoudens dat enkele feitelijke oordelen worden toegevoegd aan het vonnis inzake Sprintplan d.d. 22 december 2004 (waarover werd geschreven in onze bijdrage d.d. 4 januari 2005).
Het is echter opvallend dat de rechtbank Utrecht tot een andere oordeel komt inzake de toepasselijkheid van de Wck dan de rechtbank Arnhem (zie onder andere onze bijdrage d.d. 5 april 2005). De rechtbank Arnhem had immers bepaald dat de Wck van toepassing is op de WinstVerDrieDubbelaar van Dexia. De rechtbank Arnhem baseerde dat oordeel, kort gezegd, op Europese richtlijnen die een ruime, consumentvriendelijke interpretatie van de Wck zouden rechtvaardigen. De rechtbank Utrecht denkt daar anders over. Volgens de rechtbank Utrecht zijn consumenten al voldoende beschermd in andere wetten, zoals de Wet Toezicht Effectenverkeer. Er was al eerder door de rechtbank Utrecht een uitspraak gedaan die deze kant op wees, maar niet eerder zagen wij een zo specifieke uitspraak tegen het oordeel van de rechtbank Arnhem in. De al-dan-niet toepasselijkheid van de Wck is één van de essentiële punten in het gehele effectenlease-dossier. Spoedige duidelijkheid hierover is dus zeer gewenst, zoals in onze eerdere bijdrage reeds werd gesteld.
Verder blijft er één onbevredigend punt in de redenering van de rechtbank. Het opsturen van een inschrijfformulier door de potentiële deelnemer, wordt door de rechtbank gekwalificeerd als een “uitnodiging tot het doen van een aanbod aan de zijde van Spaarbeleg”. Deze uitnodiging wordt vervolgens geaccepteerd en Spaarbeleg doet dus een aanbod, in de vorm van toezending van het Welkomstpakket. Het blijft in dit vonnis – helaas wederom – onduidelijk op welke wijze dan de potentiële deelnemer dat aanbod heeft aanvaard. De enkele vaststelling van de rechtbank dat de overeenkomst tot stand is gekomen, onder de opschortende voorwaarde dat de deelnemer niet binnen een bepaalde periode heeft afgezegd, komt ons wat al te eenvoudig voor. De toezending van het inschrijfformulier lijkt niet als aanvaarding te kunnen dienen. Ook dit punt verdient meer duidelijkheid, al zal die duidelijkheid van het Hof moeten komen omdat de kwestie van feitelijke aard is en waarschijnlijk dus ongeschikt is voor cassatie bij de Hoge Raad.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.