Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Regelmatig verschijnen er uitspraken van de Commissie Gelijke Behandeling (hierna: CGB) met betrekking tot verboden onderscheid bij sollicitaties. In voorliggend geval betreft het de functie-eis van het dragen van een hoofddoek voor een docent Arabisch. De vrouw in kwestie werd afgewezen omdat zij geen hoofdoek droeg.
De feiten zijn als volgt: de verzoekster is moslim en heeft gesolliciteerd naar de functie docent Arabisch bij een islamitische school.Tijdens het sollicitatiegesprek heeft de school aangegeven dat de sollicitante niet in aanmerking komt voor de functie, nu de school van haar vrouwelijke moslimwerknemers verwacht dat deze een hoofddoek dragen. Dit deed de sollicitante, die een moslim was, echter niet.
Voor wat betreft de beoordeling van dit geval zoekt de CGB aansluiting bij artikel 5 lid 1 aanhef en sub a van de Algemene Wet gelijke behandeling (hierna: AWGB). In dit artikel is geregeld dat het verboden is onderscheid te maken bij het aanbieden van een betrekking en de behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking onder meer vanwege de grond godsdienst.Een uitzondering op dit uitgangspunt bestaat voor instellingen van bijzonder onderwijs (artikel 5 lid 2 sub c AWGB). Een dergelijke instelling mag onderscheidmakende functie-eisen stellen voor zover dat nodig is voor de verwezenlijking van de grondslag van de instelling en dergelijke functie-eisen niet leiden tot onderscheid vanwege het enkele feit van de overige door de AWGB benoemde beschermde persoonlijke kenmerken, waaronder geslacht, ras en seksuele gerichtheid.
de CGB komt tot de conclusie dat er sprake is van een instelling voor bijzonder onderwijs en dat de functie-eis is gegrond op een vast en op het doel van de instelling berustend beleid, dat in de praktijk daadwerkelijk gestalte krijgt. Alle leraressen dienen namelijk een hoofddoek te dragen. De functie-eis wordt evenwel niet noodzakelijk geacht voor de verwezenlijking van de grondslag van de instelling. Uit niets blijkt dat een moslimdocent zonder hoofddoek, anders dan een moslimdocent met hoofddoek, niet of minder geschikt is voor de functie van docent. Ook anderszins bestaat er geen beletsel voor het voldoen aan de eisen die nodig zijn voor de vervulling van de functie binnen de instelling. Dit geldt naar de mening van de CGB des te meer voor de functie van Arabisch docente, welke functie geen specifieke overdracht van religie of voorschriften met zich mee brengt. Kortom, naar het oordeel van de CGB is er sprake van een verboden onderscheid.
Michel Visser is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.