Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De rampen in Volendam en Enschede hebben al geleid tot een aantal uitspraken. Vandaag heeft de rechtbank Den Haag daaraan een belangwekkende uitspraak toegevoegd. Volgens de rechtbank Den Haag kan de Staat niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade van de Grolsch bedrijven die in Enschede waren gevestigd.
De vordering werd ingesteld door de verzekeraars van Grolsch, die een aanzienlijk bedrag hadden moeten uitkeren. Door de uitbetaling onder de polissen, konden zij namens Grolsch een vordering instellen tegen de Staat. De verzekeraars legden aan de vordering te grondslag, kort gezegd, dat de Staat onvoldoende maatregelen heeft genomen om het gevaar van ontploffing te voorkomen en dat de Staat onvoldoende toezicht heeft gehouden op naleving van bestaande regels. Volgens de verzekeraars, had de Staat ter voorkoming van gevaarlijke situaties strengere regels moeten vaststellen, nu zij wist dat er zeer specifieke gevaren waren verbonden aan het hebben van een vuurwerkopslag. Verder wist de Staat, nog steeds volgens de verzekeraars, dat de classificatie-indeling van vuurwerk uit China niet altijd juist is (lees: dat op de verpakking een lichtere categorie is aangegeven dan feitelijk aanwezig is) en had de Staat dus strenger moeten controleren welke hoeveelheden daadwerkelijk aanwezig waren in de vuurwerk-opslag.
De rechtbank ziet er echter niet veel in. Zij had reeds in haar uitspraak d.d. 24 december 2003 geoordeeld dat Staat noch gemeente aansprakelijk zijn voor letselschade van drie slachtoffers van de ramp. In die zaak werd getoetst aan de norm of de overheid op de hoogte was van een rechtstreeks en reëel gevaar voor het leven van personen. Zo ja, dan is de Staat verplicht nadere maatregelen te nemen. In dit geval speelde echter een andere norm, omdat het niet ging om het leven of de lichamelijke integriteit van personen, maar om vermogensbelangen van Grolsch. Er geldt een andere – zwaardere – toets voordat aansprakelijkheid kan worden aangenomen. Het valt buiten het bereik van deze weblog om op ieder detail van de uitspraak in te gaan; daarvoor wordt verwezen naar de uitspraak zelf. Wij volstaan met verwijzing naar de overweging van de rechtbank, dat de overheid een grote vrijheid heeft bij het opstellen en inrichten van regelgeving en het toewijzen van personele en financiële middelen over diverse beleidsterreinen. Er zal dus niet zo snel sprake zijn van verwijtbare nalatigheid op dit punt.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.