Praktijkgebieden: Bouwrecht
Bij de voorbereiding van bouwprojecten speelt -uiteraard- de voorkeur van de potentiële opdrachtgever voor de toepassing van bepaalde materialen en veelal ook de daarbij behorende onderaannemer/applicateur een grote rol. De architect kan met deze voorkeur een productomschrijving maken in het bestek en bijvoorbeeld aan de hoofdaannemer opdragen een bepaalde onderaannemer in te schakelen die een bepaald product (denk daarbij aan: beplating, afwerkingsproducten zoals verf, een bepaalde installatie, etcetera) in het bestek en uiteindelijk in het gebouw moet opnemen.
Er schuilt echter in deze specifieke keus van (onder-)aannemer en materiaal een aanzienlijk risico. Het kan namelijk zijn dat het product of de wijze van verwerking uiteindelijk voor het bouwwerk (de plaats waar en de wijze waarop het is toegepast) functioneel ongeschikt is. Weliswaar heeft zowel de architect als de hoofdaannemer tegenover de opdrachtgever een waarschuwingsplicht als zij op grond van hun professie moeten inzien dat de keus van de opdrachtgever een kennelijke fout kan of zal bevatten, maar in de praktijk blijken dergelijke 'kennelijke' fouten helemaal niet zo eenvoudig, en dan nog wel vooraf, te ontdekken.
Als het gebouw na oplevering een gebrek blijkt te hebben dat uitmondt in de conclusie dat er een functioneel ongeschikt product of methode is toegepast, dan zit u niet alleen met de problemen, maar kunt u ook geconfronteerd worden met de realiteit dat uitgerekend op uw verzoek als opdrachtgever, die functioneel ongeschikte methode of ongeschikt product in het bestek is terechtgekomen en uiteindelijk zo is uitgevoerd. Als u in datzelfde bestek (door de architect) hebt laten opnemen dat die methode of dat product voorzien moet worden van een langjarige kwaliteitsgarantie op gebreken, zult u bovendien op die garantie geen beroep kunnen doen, omdat u als opdrachtgever geacht wordt zelf die foutieve keuze of die mogelijk minder deskundige onderaannemer hebben voorgesteld.
Arbiters van de Raad van Arbitrage hebben dan ook uitgemaakt dat een beroep op een afgegeven garantie in die gevallen veelal niet zal werken, kennelijk met de achterliggende redenering dat de opdrachtgever voor achteraf niet functioneel blijkende keuzes zelf de verantwoording moet dragen.
Jaap Rehbock is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.