Praktijkgebieden: Bestuursrecht
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van twee bedrijven over de afwijzing van een verzoek om planschadevergoeding ongegrond verklaard.
De bedrijven hadden verzocht om een vergoeding van schade ten gevolge van de verleende vrijstelling krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de verleende bouwvergunning voor het plaatsen van een geluidsscherm langs rijksweg A20. Volgens de twee bedrijven bestaat de schade uit waardevermindering van hun bedrijfspand en omzetverlies omdat de zichtbaarheid van hun bedrijfspand vanaf de A20 door het geluidsscherm geheel of voor een aanzienlijk deel is weggevallen.
Ingevolge de WRO kent de gemeenteraad, voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in artikel 19 WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te betalen schadevergoeding toe. De gemeenteraad van Rotterdam had in dit geval het verzoek van de bedrijven afgewezen omdat op grond van het geldende bestemmingsplan op de strook grond tussen het bedrijfspand en de rijksweg A20 een ander bouwwerk zou kunnen worden gebouwd met een maximale hoogte van 16 meter.Een dergelijk gebouw zou het zicht op het bedrijfspand van de twee bedrijven volledig ontnemen zodat er geen sprake is van een wijziging van het planologisch regime.
Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak gaat het bij een recht op planschadevergoeding niet om een vergelijking van de nieuwe situatie (geluidsscherm) met de oude situatie (geen geluidsscherm) maar om een vergelijking van de nieuwe situatie met de mogelijkheden die op grond van het voorheen geldende regime maximaal konden worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daarvan daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dit is alleen anders indien benutting van voorheen bestaande mogelijkheden met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitgesloten moet worden geacht.Het oordeel van de rechtbank Rotterdam dat de gemeenteraad zich terecht op het standpunt had gesteld dat de verlening van de vrijstelling niet heeft geleid tot een planologisch nadeliger situatie voor de bedrijven is dan ook juist.
Rob Tempelaars is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.