Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Aanbesteding en transparantie. Voor overheden is het een moeilijk en glibberig pad, waarbij zij niet zelden uitglijden over de Europese regels. De hoofdregel is dat gemeenten een openbare aanbesteding moeten houden, tenzij er sprake is van “inbesteding”. Wij beschreven in onze bijdrage van 21 januari 2005 het Stadt Halle arrest, waarin werd aangegeven dat er per definitie geen sprake kan zijn van inbesteding aan een vennootschap als private partijen aandelen houden in diezelfde vennootschap. Maar zijn ook andere uitzonderingen: het is niet altijd nodig om een (kostbare) aanbestedingsprocedure te houden. Als bijvoorbeeld een concessie wordt verleend om een bepaalde dienst uit te voeren, is de Aanbestedingsrichtlijn niet van toepassing en behoeft geen aanbestedingsprocedure te worden gehouden.
Maar daarmee is de gemeente er nog niet. Ook als een concessie wordt verleend, gelden de algemene regels van het EU recht, zoals vrij verkeer van diensten en goederen en de beginselen van transparantie en non-discriminatie. Deze beginselen brengen met zich mee dat een gemeente die een concessie wil verlenen voor een bepaalde dienst, aan potentiële gegadigden een passende mate van openbaaarheid moet garanderen (Telaustria-arrest, C-324/98). Kortom: de gemeente moet kenbaar maken dat zij de concessie wil verlenen, zodat potentiële gegadigden hun interesse kenbaar kunnen maken. De beoordeling of in voldoende mate het voornemen tot het verlenen van een concessie kenbaar is gemaakt, wordt overgelaten aan de nationale rechter.
In het arrest van 21 juli 2005 (Coname-arrest) wordt echter een nuance aangebracht op het bovenstaande principe. In de eerste plaats wordt aangegeven dat er objectieve maatstaven kunnen zijn om een publicatie achterwege te laten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als de concessie gering in omvang is, of als de concessie wordt verstrekt op basis van “inbesteding”. Belangrijker is echter dat het Hof van Justitie in de Coname-uitspraak nog uitsluitend spreekt van publicatie ten behoeve van “ondernemingen in een andere lidstaat”, terwijl in het Telaustria-arrest werd verwezen naar “iedere potentiële inschrijver”. Dit opvallende verschil suggereert dat ondernemingen uit een naastliggende lidstaat, anders worden behandeld dan nationale gegadigden. Wij hechten echter niet te veel waarde aan deze nuancering. Er lijkt eerder sprake te zijn van een verschrijving, of van de gedachte dat het Hof van Justitie in dergelijke kwesties alleen een uitspraak wenst te doen met grensoverschrijdende dimensies. Het zal echter niet de bedoeling zijn geweest om met het Coname-arrest bescherming te onthouden aan nationale gegadigden, terwijl een internationale gegadigde wel wordt beschermd. Een dergelijk onderscheid zou op zich al in strijd komen met het beginsel van non-discriminatie.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.