Praktijkgebieden:
De invoering van parkeerautomaten die alleen chipkaarten accepteren heeft veel protest uitgelokt. Zeker als er geen verkoop- of oplaadpunt in de buurt is, is het uitermate frustrerend wanneer alle pinpassen en creditcards geweigerd worden, en een zorgvuldig opgespaarde voorraad munten de parkeerder ook al niet in staat stelt netjes het parkeergeld te voldoen. Voeg daarbij dat chipkaarten 's avonds en in het weekend vaak helemaal niet verkocht worden, en al gauw rijst de vraag of zo'n parkeerbeheer eigenlijk wel mag? Betaald parkeren op de openbare weg is een vorm van belastingheffing. Moet de gemeente dan niet accepteren dat je die belasting betaalt met wettig betaalmiddel, of tenminste met gangbare betaalmiddelen zoals betaalkaart en creditcard?
Wij schreven hierover al eerder in onder andere onze bijdrage van 11 juli. Anders dan wij suggereerden in die bijdrage, heeft de Hoge Raad in de Rotterdamse zaak op 8 juli jl. alle principiële bezwaren op dit punt verworpen, tegen het advies van de Advocaat-Generaal. De Gemeentewet staat toe dat voor de parkeerbelasting betaling per chipknip wordt voorgeschreven, en de verplichte invoering van de euro was gericht op vervanging van de munteenheid, niet op de vraag of een vorm van electronische betaling geëist kan worden. Omdat er voldoende alternatieven beschikbaar zijn, is er geen sprake van discriminatie. En ook het feit dat er geringe kosten zijn verbonden aan de aanschaf van de chipkaart, leidt nog niet tot discriminatie. Zelfs voorzover toch een discriminerend effect optreedt, vindt de Hoge Raad dit gerechtvaardigd doordat gemeenten diefstal en “grootschalige fraude” rond parkeerautomaten moeten bestrijden. Als parkeerders telkens niet-werkende automaten aantreffen geeft dat óók overlast.
Wel blijft dus de eis gelden dat er in ieder geval betaald moet kunnen worden met een chipkaart met landelijke dekking, en dat er “in de lokale situatie voldoende oplaad- en verkooppunten beschikbaar moeten zijn”. Het draait dus om die “voldoende beschikbaarheid”, en het zal nog wel eens voorkomen dat de mening van de parkeerder hierover verschilt van de mening van parkeerbeheer. Voor die praktische kwestie kunnen parkeerders nog wel bij de rechter terecht, maar of die aan de zijde van de parkeerders staat ? Wij wachten af.
George Offerhaus is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.