Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
RSI (Repetitive Strain Injury) is een verzamelnaam voor aandoeningen als het carpaaltunnelsyndroom of de tenniselleboog, waarvan aangenomen wordt dat deze veroorzaakt worden door onder meer overmatig uitoefenen van kracht, werken in ongemakkelijke houdingen, voortdurend werken in dezelfde houding (statische belasting) en repeterende bewegingen.
De werkgever is op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk jegens de werknemer voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Er zijn nog maar weinig uitspraken van zaken waarin de werknemer de werkgever aansprakelijk stelt voor de gevolgen van RSI op grond van artikel 7:658 en schadevergoeding vordert.In een uitspraak van 20 mei 2005 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over het bewijs dat nodig is voor de vaststelling van het oorzakelijk verband tussen de schade en de werkzaamheden. Volgens de Hoge Raad is het in beginsel aan de werknemer om te stellen en zonodig te bewijzen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd (de schade als gevolg van RSI) en de uitoefening van de werkzaamheden waarin de schade wordt gesteld te zijn geleden. Eerst moet worden vastgesteld om welke werkzaamheden het in het gegeven geval gaat. Vervolgens kan een onderzoek door een medische deskundige aangewezen zijn voor de beantwoording van de vraag of tussen de door de werknemer verrichte werkzaamheden en door deze ondervonden klachten een oorzakelijk verband bestaat in de zin van conditio sine qua non verband. Dit betekent de deskundige moet menen dat de RSI niet zou zijn ontstaan als de werkzaamheden niet waren verricht.
Als bewezen is dat RSI het gevolg is van de werkzaamheden, komt men toe aan de vraag of de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan. In dat geval is werkgever namelijk niet aansprakelijk. Aan de zorgplicht worden wel strenge eisen gesteld. Zo is al eens geoordeeld dat een werkgever, hoewel hij het beste materiaal had aangeboden en de gelegenheid had geboden ander werk te doen, niet aan zijn zorgplicht voldaan omdat hij er niet op had toegezien dat het op zich toereikende materiaal ook op de juiste wijze werd ingesteld en gebruikt, en dat aan het personeel adequate instructies werden gegeven om klachten en gezondheidsrisico's te voorkomen.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.