Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De Nederlandse Mededingingsautoriteit heeft minister Brinkhorst van Economische Zaken op 6 juli jl. laten weten dat zij geen aanleiding ziet voor een onderzoek naar misbruik van een economische machtspositie van de supermarkten bij de prijzenoorlog.
In een eerdere bijdrage hebben wij u bericht dat koekjesfabrikant Peijnenburg de leveringen aan Albert Heijn van de 600-grams ontbijtkoek mocht staken omdat Albert Heijn deze ontbijtkoek tegen bodemprijzen aanbood. Omdat hierdoor het voortbestaan van deze ontbijtkoek in gevaar kwam, hoefde Peijnenburg volgens de Voorzieningenrechter geen redelijke opzegtermijn in acht te nemen, maar kon zij de leveringen aan Albert Heijn bijna per direct staken. Peijenburg had hiernaast getracht haar klanten een minimumprijs op te leggen, hetgeen een overtreding van de Mededingingswet met zich mee zou kunnen brengen indien dit een merkbare beperking van de mededinging op de Nederlandse markt als gevolg zou hebben. De Voorzieningenrechter heeft echter geen oordeel geveld over dit aspect van de zaak Albert Heijn/Peijnenburg.
Zoals wij u op 28 februari jl. berichtten heeft de NMa naar aanleiding van deze gevolgen van de prijzenoorlog benadrukt dat supermarkten in het belang van een vrije concurrentie vrij zijn hun eigen prijzen te bepalen en dat het leveranciers verboden is een bepaald prijsniveau af te dwingen door middel van bijv. sancties, vertraging of opschorting van leveringen of beëindiging van overeenkomsten. De NMa heeft supermarkten daarom gevraagd het te melden indien zij worden geconfronteerd met eventuele prijsbindingen door leveranciers.
De tegengestelde vraag was echter, of de supermarkten zelf zich wel houden aan de regels van de Mededingingswet, en geen misbruik maken van hun sterke posities jegens consumenten en leverancier. Thans heeft de NMa geconcludeerd dat de prijzenoorlog, die onder meer prijsdalingen en een teruglopende omzet bij Albert Heijn heeft veroorzaakt, geen reden is om te veronderstellen dat er sprake is van misbruik van een economische machtspositie. De concurrentiestrijd draagt er volgens de NMa toe bij dat inefficiënties in de distributiekolom en in het productieproces worden gesignaleerd en verholpen. Deze concurrentiestrijd toont volgens de NMa aan dat er geen supermarktketen in Nederland is die het zich kan permitteren om bij het vaststellen van de verkoopprijzen geen rekening te houden met de door de concurrenten gehanteerde prijzen zonder klanten en martkaandeel te verliezen. Prijsconcurrentie dwingt supermarkten ertoe de inkoopvoordelen door te geven aan de consument. De NMa lijkt de prijzenoorlog derhalve juist gezond te vinden en ziet daarom geen reden om in te grijpen.
Sander Schouten is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.