Praktijkgebieden: Bouwrecht
In de negentiger jaren hebben diverse gemeenten zich opgeworpen als de voorvechter van het tropisch regenwoud. Deze gemeenten hebben bij het verlenen van bouwvergunningen erop aangedrongen tropisch hardhout te vervangen door milieuvriendelijke houtsoorten. Daarbij kwam men uit op hemlock, western red cedar of vurenhout.
In de bestekken die in de jaren 1998-2000 met een van deze houtsoorten zijn aanbesteed of in uitvoering genomen, bleek reeds snel na ingebruikname dat er met deze vervangende houtsoorten veel misging: lassen (koppelingen tussen twee stukken hout) lieten los, aansluitingen gingen kieren en rotten, er traden scheuren op, voortijdig verfverlies, verkleuring van de ondergrond in geval van transparante laklaag en soms ook totale verrottingsverschijnselen. Problemen dus, maar hoe daarmee om te gaan?
Voor zover de Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989 (UAV1989) van toepassing zijn, wordt een dergelijk geschil niet voor de rechtbank aangebracht maar bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw te Utrecht. In veel standaard koop-aannemingscontracten is weliswaar niet de UAV 1989 van toepassing verklaard, maar is wel de bevoegdheid van de Raad van Arbitrage opgenomen.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen het geval dat de projectontwikkelaar zelf de architect en de aannemer aanstuurt en vervolgens met de koper een zgn. koop-aannemingsovereenkomst sluit, en het geval waarin een willekeurige particulier opdracht geeft aan een architect om een huis/gebouw te ontwerpen en dit vervolgens onderbrengt bij een aannemer van zijn keuze. In het geval van de projectontwikkelaar kan de koper direct de projectontwikkelaar aanspreken. In het geval van de “eigen opdracht” kan de particuliere opdrachtgever wellicht de persoon aanspreken die het gebruik heeft voorgeschreven.
In de tot nu toe bekende rechtspraak van de Raad van Arbitrage is de vordering tot algehele vervanging van het kozijnhout door hardhout nog niet succesvol geweest. Daarbij is veelal een beroep gedaan op de regeling van paragraaf 5 lid 4 UAV 1989 die stelt dat de projectontwikkelaar/opdrachtgever aansprakelijk is voor de gevolgen van functionele ongeschiktheid van de door haar voorgeschreven bouwstof. De Raad is vooralsnog van mening dat er geen sprake is van functionele ongeschiktheid, maar wij vragen ons af of deze jurisprudentie haar gelding zal behouden. Voor zover het vurenhout door het Garantie Instituut Woningbouw is gegarandeerd, moeten kopers ervan uitgaan dat een beroep op deze garantie er voorlopig niet toe zal leiden dat het garantie instituut het gekochte, dus overeengekomen, product zal laten vervangen. Alleen de gebreken daarin zullen worden opgeheven. Veel helpt dat de koper niet. De problemen van kleurverlies, rottingskansen, verminderde levensduur, veelvuldiger schilderen, etc. worden door het GIW bij haar beoordeling niet meegenomen, maar ook de Raad van Arbitrage heeft tot en met heden (inclusief het Arbitrage-instituut Bouwkunst voor architecten) nog geen uitspraak gedaan dat er sprake is van functioneel ongeschikt materiaal of een ontwerpfout van de architect.
Opvallend is dat tot op heden in gevallen waarin sprake is van een koop-aannemingsovereenkomst, de kopers ten opzichte van de projectontwikkelaar nog geen succes hebben gehad met een beroep op de wettelijke regels van non-conformiteit. Men mag immers verwachten bij de aankoop van een appartement of huis dat de duurzaamheid van het gekochte ook op details, zoals kozijnen, is gewaarborgd, en dat deze details niet frequenter dan gebruikelijk (om de vijf à zes jaar) geschilderd behoeven te worden. Tegen een beroep op non-conformiteit kan de projectontwikkelaar/verkoper zich wellicht verweren met de stelling dat in de verkoopbrochure of het bestek uitdrukkelijk stond vermeld dat geen hardhout zou worden gebruikt. Daarnaast kan deze nog stellen dat de overheid het gebruik van de vervangende houtsoorten heeft gedicteerd, welke eisen als een vorm van wettelijk voorschrift moeten worden opgevolgd. Wij zijn echter van mening dat een dergelijk beroep op “overmacht”, die van tevoren bij de projectontwikkelaar bekend is, niet zonder waarschuwing aan het adres van de koper mag blijven. Pas nadat is gewaarschuwd, kan de koper eventueel bij een andere aannemer/projectontwikkelaar kopen of rekening houden met de hogere onderhoudskosten.
Er lopen thans meerdere procedures over deze problematiek. Nadat de uitspraken in die zaken zijn gepubliceerd, komen wij zeker op deze zaak terug.
Jaap Rehbock is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.