Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
In het arrest van 2 mei 2003 heeft de Hoge Raad een streep gehaald door de in Nederland algemeen bestaande praktijk van het sluiten van planschadeovereenkomsten tussen gemeenten en initiatiefnemers van een bouwproject. In zo'n planschadeovereenkomst komen partijen overeen dat de schade die anderen lijden ten gevolge van het planologisch mogelijk maken van een bouwproject – bijvoorbeeld door de aanpassing van een bestemmingsplan of door het verlenen van een vrijstelling – voor rekening van de initiatiefnemer van dat bouwproject komen. Omdat werd verwacht dat het arrest van de Hoge Raad ernstige vertraging voor de bouwpraktijk tot het gevolg zou hebben – immers, als gemeenten zelf opdraaien voor planschadevergoedingen neemt de bereidheid tot planologische medewerking af – is in Den Haag hard gewerkt aan een wetsvoorstel op basis waarvan planschadeovereenkomsten kunnen worden gesloten. Nu de Eerste Kamer vorige week met dat wetsvoorstel heeft ingestemd, kunnen gemeenten vermoedelijk eind deze maand al rechtsgeldige planschadeovereenkomsten sluiten.
De nieuwe wetgeving zal worden opgenomen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Aan de wet wordt artikel 49a toegevoegd op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders bevoegd is tot het sluiten van planschadeovereenkomsten. Verder wordt in dat artikel opgenomen dat de partij waarmee een planschadeovereenkomst is gesloten ook kan meedoen in een procedure waarbij een derde verzoekt om vergoeding van schade tengevolge van bijvoorbeeld de wijziging van een bestemmingsplan of de verlening van vrijstelling. Door deze wijziging hoeft de initiatiefnemer van een bouwproject niet langer lijdzaam toe te kijken welk bedrag hij moet vergoeden, maar kan hij een actieve rol innemen in de procedure waarin de hoogte van de schadevergoeding wordt vastgesteld.
De wetswijziging behelst verder een wijziging van de planschadeprocedure opgenomen in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Zo wordt in de wet vastgelegd dat degene die verzoekt om toekenning van planschade leges is verschuldigd. In zijn arrest van 13 augustus 2004 oordeelde de Hoge Raad daarover nog dat het heffen van leges niet is toegestaan; zie hierover de eerdere bijdrage van 17 augustus 2004. Daarnaast wordt in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een verjaringstermijn van vijf jaar voor het indienen van een verzoek om vergoeding van planschade opgenomen. Deze onderdelen van de wetswijziging treden naar verwachting later dit jaar in werking.
Marjolein Dieperink is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.