Praktijkgebieden:
Enkele jaren geleden is de liberalisering van de energie-markt gestart. Deze liberalisering heeft voor nogal wat (politieke) ophef gezorgd, en heeft thans ook tot een gevoelige tik op de vingers van de Nederlandse overheid geleid door de uitspraak d.d. 7 juni 2005 van het Europese Hof van Justitie (nummer C-17/03).
Wat was er aan de hand ? In 1989 en 1990 heeft de Samenwerkende ElicticteitsProductiebedrijven NV (“SEP”) enkele langlopende contracten gesloten met Franse en Duitse electriciteitsproducenten voor de afname van energie. De contracten werden gesloten in 1989 door SEP, om aan haar toen geldende verplichting te voldoen om, kort gezegd, een betrouwbaar en doelmatig functioneren van het electriciteitsnet te kunnen garanderen. Al deze contracten kenmerken zich echter door de lange duur en de hoge kosten die zijn verbonden aan de afname van de electriciteit, met een bepaalde afnameverplichting. Het waren, kortom, ten tijde van de liberalisering van de electriciteitsmarkt ongunstige contracten omdat de afgesproken afnameprijzen hoger waren dan de marktprijzen. De problematiek van deze ongunstige contracten wordt ook wel aangeduid als “bakstenen” uit het verleden.
Het is verder van belang om zich te realiseren dat deze buitenlandse stroom naar Nederland moet worden getransporteerd voordat het kan worden gebruikt en dat daarvoor grensoverschrijdende stroomlijnen nodig zijn. Het probleemis alleen dat er niet zoveel van die grensoverschridende stroomlijnen zijn. Er is dus maar een beperkte capaciteit beschikbaar om stroom te importeren. Na de liberalisering van de energiemarkt in 1998, werd op basis van de nieuwe Electricteitswet (de “EW 1998”) echter bepaald dat SEP een vast gedeelte van de beperkte importcapaciteit exclusief mocht gebruiken. In 2000 werd 47% van de beschikbare capaciteit exclusief toegewezen aan SEP (die zijn naam inmiddels had veranderd in NEA) en in de periode 2001 – 2009 werd 23,4 % van de capaciteit exclusief toegewezen aan SEP.
Door de toewijzing van importcapaciteit aan SEP, konden andere stroomleveranciers niet, of in ieder geval in mindere mate, stroom importeren uit het buitenland. Dat was vervelend, omdat de stroom in het buitenland veel goedkoper was dan in Nederland. De andere producenten vonden dat de toewijzing van exclusieve capaciteit aan SEP in strijd was met de mededinging omdat daardoor de concurrentie tussen de stroombedrijven werd verstoord en dat op deze manier partijen ongelijk worden behandeld, in strijd met het verbod van non-discriminatie. Het Europese Hof volgt de stroombedrijven in deze stelling. Zij is van mening dat het in strijd is met het beginsel van non-discriminitatie om op grond van nationale regelingen (zoals de EW 1998) aan bepaalde ondernemingen bij voorrang grensoverschrijdende stroomcapaciteit te verlenen.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.